Ideën, derde bundel
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
596.
Deze, zeiden wy, buigt niet. In z'n cel bespiedde hy den aard der dingen, en hy zal straks, over een dag, over een maand, hier of daar meedelen wat hy ontdekt heeft.
[*]
Wat hy meent ontdekt te hebben. Ter voorkoming van vervelende herhaling, verzoek ik eens voor al, dusdanige uitdrukkingen op te nemen in den zin die daaraan op wysgerige gronden gehecht worden moet. Het spreekt vanzelf, dat ik by 't noemen van het woord ‘waarheid’ bedoel: wat ons voorkomt waar te zyn, enz.
(1870)
Daar zal hy staan te oreren in 'n preekstoel - een houten broek, noemde de hoogleraar Abraham van der Hoeven zo'n ding - of op 'n schavotje, met een tafeltje voor zich, en een glas suikerwater er op...
- Zou ik 't weer omgooien, als onlangs? siddert hy.
...en een lezenaar...
- Zou 't ding weer wibbelen, vraagt hy angstig, want hy herinnert zich hoe zeeziek dit maakt, en hoe z'n ogen schemeren...
- O, m'n ogen! jammert hy. Hoe zou ditmaal 't licht zyn? Zal men me weer plagen met een verblindende gaskroon die my in de ogen brandt, myn arm manuskript geheel onzichtbaar maakt, en myn hoorders nagenoeg?
Reeds zulke bedenkingen zouden voldoende zyn, om den zoeker enigszins te hinderen in z'n nasporingen. Er zyn ogenblikken waarin hy iets voelt als: o, dien steen der wyzen zou ik hun wel kunnen tonen... als ik maar zeker was dat m'n tafeltje vast zal staan!
Men bedenke dat zekere werkingen van den geest vele gewaarwordingen pynlyk maken, die ons niet of niet zo gevoelig deren zouden, als we minder werk maakten van 't drillen onzer rekruten. Er is smart in 't voortbrengen! (30)
Hebt ge er wel eens aan gedacht, lezer, dat een denker behoorde verpleegd te worden met dezelfde omzichtigheid als een kraamvrouw?