Notities in handschrift
In een exemplaar der eerste uitgave van de Minnebrieven, destijds door het Multatuli-Museum te Amsterdam aangekocht uit de nalatenschap van Dr Frederik van Eeden, bevinden zich talrijke aantekeningen, welke door Multatuli zelf grotendeels met blauw potlood, deels met inkt, daarin zijn aangebracht, en wel, blijkens de ondertekening, te Deventer, op 3 Juni 1864, derhalve stenig ten dienste van Dr J. van Vloten.
Deze notities, behorende bij de navolgende passages en afgedrukt met behoud van de authentieke spelling, luiden als volgt:
blz. 12, r. 4 - het handschrift dat later is uitgegeven, altans het begin ervan.
Zie Ideen bundel I laaste derde.
12: 7 - De fancy geschiedenis is zeer lang en zal, als ik tyd en loisir heb ze aftemaken, veel deelen beslaan; gereed is ze, maar niet voor de pers.
12: 8 - Hier is 't begin van de schets der verwarring of vermenging van m'n indrukken, die indedaad naar myn herinnering een aanvang nam op de Hoogesluis te Amsterdam, pag. 179. [*] In deze uitgave blz. 153.
12: 36 - of zich zo houden.
13: 32 - hist.
14: 17 - nu niet meer.
15: 2 - hoogmoed, ja! We kunnen 't woord ontbinden niet verdragen.
15: 13 - 't is waar dat myn vrouw zich effaceert dáárom. En als ik gewond neerstrijk dan verpleegt ze mij. Zie de Pène, voor den Havelaar. O, nooit heb ik iets zoo juist beschreven gezien, als daar mijn vrouw. En toen ik 't las voelde ik hoe ondankbaar ik geweest was, want al lang was ik zoo verpleegd, en nooit had ik acht gegeven op haar ‘difficile emploi’. Maar toen ik 't las, was ik beschaamd en heb de Pène bedankt.
16: 9 - Ideen op vele plaatsen.
18: 37 - Prins Fredrik.
18: 38 - v. Briene, C weet ik niet meer.
19: 1 - Hadstron (?)
24: 11 - dzt's waar!
24: 20 - hier begint de grief, telkens koper te ontvangen voor verwacht goud. Waar de fantaisie kristal meende te zien vond ze schimmel en vuil. Maar na wat oefening in waarnemen bleek er vaak dat er juist kristallen waren in dat vuil en dat de schimmel een prachtig woud was van bloemboomen.
De loop der indrukken is zoo:
26: 2 - hier begint no. 2 van 't lijstje.
26: 27 - hist. en hier gegeven, om den overgang en 't verband. Zie blz. 24 op x. [*] In deze uitgave blz. 27 regel 18-26.
27: 18 - vorige bladzij. Dit als voorbeeld van dat zamenvloeien van rekenen en zweven.
28: 17 - hier begint de zucht om de werkelykheid te idealiseren zonder waarheid op te offeren. De grilligheid der fantaisie teekent vry precies de slingering, het dobberen tussen hoog en laag. (later blijkt er dat niets laag is, maar hier is nog strijd.)
30: 34 - voortgang om door een (vermeend) neerbuigen schimmel mooi te vinden. Later blykt dat ze schoon is en dat ik pedant was door te meenen dat myn weten hoger stond dan fancy.
37: 32 - ik meen ‘ligter te maken’.
44: 29 - o god dat was zoo. Ik heb daar zoo geleden en kon niet denken. En weg kon ik ook niet.
45: 4 - hier schyn ik weer gestuit te zyn op iets triviaals en ik wanhoopte weer aan de soliditeit myner fantaisie.
45: 32 - knorrigheid over gebrek aan moed om een slotsom aantenemen, maar ik weet niet meer wat me daartoe aanleiding gaf.
50: 31 waar! 't gebeurt heel dikwyls dat ik aan tine vraag hoe 't met mij staat.
51: 3 - van 1845 toen ik tine leerde kennen.
51: 13 - waar. meermalen wou ik ordinair wezen, en maken dat er eten was. Ook waar dat mijn vrouw me altijd terug brengt tot mijn indrukken, al lijdt ze er onder met de kinderen. Ook vertrouwt zij vast op overwinning in 't eind.
51: 32 - precies.
53: 1 - geef een vorm, een tastbare vorm aan je gemoed.
53: 12 - weer stryd met de dagelyksheid. hier in dezen brief zijn veel personele allusien.
53: 17 - 23 -Dat 's een leelijk U-praatje.
blz. 54 - veel personele allusien.
blz. 55- idem.
blz. 55 - personele allusien is niet geheel juist, ik bemoei me niet veel met personen. Laat ik zoo zeggen, dat er voor fancy's klagt, veel personen onwetend als model hebben gediend.
56: 23 - grilligheid en als zoodanig waar. Er is iets plagerigs in fantaisie.
56: 34 - dit is een indruk uit een brief van huis.
58: 17 - plagerij.
59: 10 - staaltjes van allerlei triviale aanvallen en als zoodanig waar.
blz. 60 - 62 - id.
63: 5 - indruk uit 'n brief van huis.
63: 16 - klagt naar huis over de soort van myn strijd.
64: 2 - uit armoede deed ik het. Ik liet in Brussel lithograferen naar 'n oude daguerrotype. De 500 Ex. die ik op crediet had laten maken, stelden me voor als een mooi jong man en ik heb ze moeten verscheuren omdat het een leugen was. Eerst verleden jaar heb ik de f 200. die Thieme my daartoe had voorgeschoten kunnen terugbetalen.
64: 6 - klagt over 't triviale van den strijd met Kappellui en armoede.
65: 34 - Ja, dat begrijp ik niet hoe men zich na zooveel openheid van myn kant obstineert my voor 'n slecht mens te houden. Ik was indécent als Eleonore maar myn publiek was anders dan 't hare.
66: 7 - gewone tekst van myn brieven naar huis.
66: 10 - overwinning op myzelf om de fantaisie te verwerpen en terugtekeeren tot ambtenary. De brief aan Loudon is letterlyk.
68: 28 - ja!
69: 1 - men obstineert zich dit woord familie letterlyk optenemen en de naam Kappelman is opgezocht in een adresboek. Is dat niet wat al te Beotisch?
69: 27 - ‘U hebt immers vrywillig bedankt’ zei Loudon. En er worden toelagen verleend aan personen die wegens slecht gedrag ontslagen zyn. Nu ik zelf beweer geen aanspraak te hebben op pensioen.
69: 34 - fancy is weg. Dat was zóó!
70: 2 - gevlugte fantaisie tot pag. 96. [*] In deze uitgave blz. 85.
85: 25 - waar! Ziekelijke moedeloosheid!
89: 33 - deze brief was geteekend: een berouwhebbende zondares.
90: noot 1 - waar.
90: 3 - waar. Dit was een dominé van maarsen of breukelen die myn ziel kwam repareren.
90: 11 - waar.
90: 14 - ja!
90: noot 3 - waar. Ik heb op een morgen bezoek gehad van - ik denk wel 10 dominé's. Maar 't was niet op den tyd waarin ik 't hier zeg. Iets vroeger.
91: 3 - Don Juan de ‘mooivinders’ van den Havelaar.
92: 18 - ja, 't doet me zóó'n indruk voelen. En spreken in publiek voor geld ook.
92: 25 - is 't niet zoo?
92: 32 - dit is de reden waarom ik tot nog toe (1864) onbruikbaar ben.
92: 35 - Deze bladzyde en volgg. ben ik geheel afgedaald tot de indedaad platte werkelykheid; tot 114 [*] In deze uitgave blz. 101.. Daar staat dat ik moê ben. Dat was zoo.
101: 15 - Ik gaf hier de vermoeienis van 't omdraaien mijner aandoeningen, zoo juist ik kon. Ik had indedaad in verscheiden dagen niet naar huis geschreven.
101: 18 - waar.
101: 19 - Dat heeft-i gedaan.
101: 23 - waar.
102: 4 - waar, waar, alles waar. Ik herinner me precies de overgang tot de verwardheid op pag. 176 [**] In deze uitgave blz. 149. toe, en al de pogingen die ik deed om wel te blyven.
103: 6 - ‘Schrijf nog eens een M.H.!’
104: 2 - Is deze sprook niet juist geteekend? Ik meen ja!
106: 24 - timmerman.
114: 24 - waar.
116: 4- gedérogeerd! Dat gevoel kreeg ik door de ontmoeting die beschreven wordt in den volgenden brief.
117: 10 - hier denk ik aan fancy als 't boek fancy. En dit vloeide natuurlyk voort uit de gedachte hoe ik voorzien kon in 't noodige. De loop der indrukken is zeer natuurlijk. Minister, ambtenaar, tractement, boeken uitgeven, fancy een roman, - niet Fancy, die bleef weg. Ook myn brief aan de kiezers is een gevolg van 't ordinair-reëel terrein waarop ik neerviel.
122: 21 - In de 2e Kamer noemde men elkaêr vice versa droogstoppels! Elke party beaamde voor de andere party wat ik zeg van 't geheel!
123: 29 - Deze hoedanigheden zouden noodig zijn om te bewerken dat de Javaan met de gegevens die ik noemde, niet mishandeld werd. Daar nu al deze hoedanigheden niet aanwezig zyn wordt de Javaan mishandeld.
124: 2 - Wat is er tegen dit bewijs intebrengen? tegen dit en alles wat er volgt tot pag. 173 toe? [*] In deze uitgave blz. 147.
147: 16 - Ja!
148: 5 - waar! tine hield zich goed, maar hoopte dat mijn indrukken van anderen aard (fancy) mogten terugkeeren want zy begreep altijd beter dan ik dat ik nooit slagen zou langs anderen weg. Ze heeft veel meer mensenkennis dan ik.
148: 10 - waar. ik was moê van 't vermeend-pligtmatig dérogeren.
148: 14 - Zulke brieven heb ik vele! heel bitter!
148: 20 - deze brief is zoo waar als ik maar schrijven kan.
151: 1 - ja, en meer dan ik precies kan zeggen.
151: 6 - Dit schetst zoo goed ik kan terugkeer tot myzelf en m'n eigenaardige wyze van indrukken optenemen en rang te geven van idee. Ik zocht myzelf op by 't punt van uitgang der geschiedenis van mijn gemoed (‘Wouter ging terug naar 't brugje’).
152: 18 - als dit gemaakt was, zou 't laf en zot wezen. - 't is niet gemaakt. -
De pet-historie was zoo. En ook de vriendelijke zegen van dien ouden man.
Ook de vertaling die mijn gemoed gaf aan zijn woorden; - met al mijn hekel aan mysticisme, erken ik dat mijn heel leven gestaan heeft onder den indruk van dat kleine voorval. Ik geloof niets en voel alsof ik meer geloofde dan een bigotte geestenziener. Uit dien strijd tussen vurige begeerte naar waarheid (exact, maths., logs.) en ziekelijke aandoenlijkheid voor fantastise indrukken vloeit mijn onvolkomenheid voort. Zie de heele Minnebrieven.
154: 13 - De oorspronkelijke fantaisie keert terug.
154: 20 - moed uit herinnering aan wil.
154: 24 - hier neemt de fantaisie revanche van de klagt op pag. 22. Dáár meende ik hooger te staan dan mijn gevoel. Hier wordt me herinnerd dat ik de kracht niet had op de hoogte van m'n gevoel te blijven. [*] In deze uitgave blz. 26.
154: 25 - ik voelde misselijkheid over ministers en kiezers. precies als nu vandaag 3 Juni '64 over commis-voyageurs aan tafel.
154: 31 - Natuurlijk! Ik zag in, dat ik omhoog moest zien, en niet naar beneden. De kleine beschouwingen vlugtten heen (Statistiek van armoed, ouder-tyrannie, huishouwerij, tegen piano's die de deur niet inkunnen &c &c) om weer plaats te maken voor hooger. Hier spring ik door de weergekomen Fancy van de breikous op 't heelal.
155: 5 - vooral traagheid om door inspanning veel te weten; begrypen is makkelijk als men maar weet.
155: 24 - Insulinde is hier niet: N.I. 't is meer, 't is het punt van uitgang van wat ik me voorspiegelde als mijn weg naar algemeene waarheid. Ik heb hier geen plaats (en geen lust ook) om 't hier uitteleggen. Er zijn velen die in den hier bedoelden zin, behooren tot Insulinde onder anderen MA die (leelijk) in den dageraad schrijft. Zy zoekt indedaad waarheid, d.i. weten, d.i. begrypen, d.i. genot, d.i. deugd. [*] M.A. = Marie Anderson.
156: 2 - hier weêr de kwikachtige plagerij van het zijn: schimmel? kristal? bloem? zeepbel? vuil? goud? wat is het?
157: 7 - weêr de triviale aanvallen, maar na de meer wreede ondervinding van de kruissprook ben ik nu voor deze aanvallen ongevoeliger, en ik meld ze lachend.
157: 18 - 't was z'n broek. Dit was de dominé van Maarsen of Breukelen.
een Schotse naam, en een dubbele. [**] Hieronder met zwart potlood en in ander handschrift: juist: Macalester Loup.
159: 17 - Dat geloof ik nu nog. En ik hoop er me aan te houden maar telkens komen er vreesselyke kruissproken tussenbeide. Nu, na zeer langen tyd de MB voor 't eerst nalezende moet ik zeggen dat ik betuigen kan [***] Hier zijn de volgende woorden doorgestreept: zoo waar mogelijk geweest te zijn. zoo véel ik kon, naar waarheid gestreefd te hebben. Maar er zal veel eigenliefde in wezen. Dat moet een ander zien. En een intelligent ziener, kán het want de données zyn juist.
Dev. 3 Juni 1864