Demologie
Ik keek op m'n horloge.
- Was gilt's dat je haast hebt, riep Adolf wrevelig. Je verlangt naar de millioenen...
- Vergeef my, Meester, ik meende...
- Dat het tyd was voor de avondzitting. De zaal is gereed. De lampen branden. De stoelen zyn gezet, en ook 't suikerwater is klaar. Wilt gy weten waarop gewacht wordt? Weet ge wat niet gereed is? Ga eens kyken.
Adolf wees my den weg naar een opening die zeker de ingang beduiden moest van de verhandelingzaal. Ik ging daarheen, maar werd ruw afgewezen door 'n paar deurwachters die iets als 'n toegangkaartje schenen te vorderen.
Teleurgesteld keerde ik naar myn armezondaarsbankje terug, en klaagde myn nood aan Adolf. Maar hy troostte me niet.
- Ziet gy dan niet in, zei hy, dat alles gereed is op u na? Dacht ge dat wy hier de millioenen weggaven om niet, en aan iedereen? Als gy niet op uw horloge hadt gezien, zoudt ge nu byna gereed zyn. Ge waart redelyk oplettend en hebt wel onthouden wat ik u zeide, dit moet ik erkennen. Maar uw ongeduld bederft alles. Wie 't goede wil, moet er den tyd toe nemen. Gy die 't verkeerde wilt uitroeien, moest het geduld hebben u behoorlyk toe te rusten. Waar was ik?
- Meester, gy zeidet dat ook de Volkeren...
- Immerhin! Ja, zy deugen ook niet. En als de vorsten eens geschiedenissen schreven van hun onderdanen... 't zou wat fraais worden! Dat zal ik u bewyzen. Maar tracht wat minder dom te zyn dan in uw sentimentelen paaltyd. En wees niet zo verdammt oppervlakkig, als toen ge u zo boos maakte over 't verwoesten van den hortus te Biebrich. Dat hebben de Pruisen gedaan, zegt ge, alsof 't iets heel lelyks was. 't Ware te wensen, dat pruisische en andere soldaten nooit iets ergers hadden uitgevoerd. 't Was vergelykenderwyze een ridderlyk stuk, en als ik van verzen hield, zou ik 'n verlost Jeruzalem bestellen, in ottave rime, op die gebroken glazen... zonder tenkatische vertaling altyd, omdat men dezelfde zaak niet tweemaal moet verlossen en om hals brengen. Dat ruïneren van de oranjerie is de mooiste zweepslag dien ooit een Hohenzoller Kutscher heeft uitgedeeld. Primo, die slag trof den lord niet, maar Tom of Billy zelf, wat ik behoorlyk vind. Die trekkasten waren gebouwd voor 't zeer privatief vermaak van m'n naamgenoot. Het Volk had er niets aan. Ten tweede, vindt ge 't zo onedel luide te waarschuwen als men iemand aanvalt? 't Gerinkink van de broeikastruiten was 'n heuse vermaning aan m'n neef den Hertog om op z'n zaken te passen. De pruisische soldaten wilden... vechten. Tous les goûts sont dans la nature, dat was hún zaak. En schoon ik, yzer- en koolindustrieel - maar ik doe in steenzout ook - schoon ik niet gaarne vecht, noem ik 't toch, áls men eenmaal met zo'n smaak behept of door Tom daartoe aangehitst is, fatsoenlyker z'n vyand by den naam te roepen, dan hem in z'n slaap... te sparen om z'n zalf. Die oranjerie diende voor deurkloppertje of huisbel. Konden de Pruisen 't helpen dat m'nheer niet thuis was, en dat mevrouw geen boodschappen aannam? De weddingschap van m'n neef met Von Dreyse - Gott hab' ihn selig - dat er nooit 'n geweer kan worden uitgevonden dat ver genoeg schiet om hem te raken - donnerwetterkreuzsappermentnoch'nmal... ik geloof 't graag, als je buiten schot blyft! - nu, die pari ging de soldaten niet aan. Zy belden aan de voordeur: Schöne Empfehlung vom Cousin in Berlin... hy laat verzoeken om je land! Eénmaal, twéémaal... niemand antwoordt? Ten derden maal: bel stuk, en de hamer viel. Nassau was toegewezen door...
- Den vendu-afslager...
- Volstrekt niet. Door Logos, die 't niet verdragen kon dat ze daar hertogje-speelden en niet Herzog wáren, toen 't er op aankwam iets wezenlyks te heirtogen. Hoe, sedert eeuwen dynasteerden ze, en lieten zich handkussen, en hoheiten, en durchlauchten, en bedomeinen! En ze lieten vechten... en 't Volk vocht. En als ze weer lieten vechten... vocht het Volk, en bloedde. En weder werd er gevochten en 't Volk, vechtend en bloedend, betaalde. En als ze huwden - met 'n nicht altyd! - betaalde
*
het Volk voor hippocras en Morgengabe. En als er een nicht im Wochenbette lag, genesen von einem Prinzlein - 'n nieuw neefje van Melchizedek altoos - dan leverde dat Volk kandeel en looien soldaatjes en apanage. En als de Landesherr lust kreeg in wat afwisseling van huwelyksgeluk, dan betaalde dat Volk Schmerzensgeld, Douaire, aflaat en proceskosten, niet zonder wat Aussteuer aan de nieuwe passie... die gewoonlyk drie, vier kastelen of Auen nodig had voor 'n onderrokje. - Reken gy nu eens uit, wat 'n japon met 'n sleep kostte... en nog lasterde men dat de hofdames indecentelyk naakt liepen! - En zo 'n Hertog sierde zich met 'n parelsnoer van ministers, Hofräte, Geheimräte, Oberkammerräte, Hofmarschalle, Zeremonienmeister, Kammerjunker... ja, hol' mich der Teufel, ik geloof waarachtig dat ze soms ook höchstgnädig geruhten, Obergeheim-hofbettjunker aan hun snoer te rygen, en... 't Volk betaalde al den Schmuck die z'n hals te etter schaafde als 'n hondeketen. En als zo'n Hertog stierf... huilde dat Volk allergehoorzaamst, en bad God in de kerken om 'n beetje zaligheid voor zo'n dooien geheimhertog. En als er een nieuwe ‘op den troon’ kwam, dan dankte het z'n god voor zó'n gunst, met 'n innigheid alsof er vrees bestond voor uitputting der hemelse goedertierenheid, die nu en dan in 'n gulle bui, twee Hertogen tegelyk gaf met... wat burgeroorlog, de saus op 't gerecht. En intussen, biddende, huilende, dankende, kerkende, burger-oorlogende... 't Volk betaalde! Welke uitgaaf was de grootste, denkt ge?
- Meester, ik heb nu berekend dat zo'n japon van 'n ongeklede hofdame... vyf baan... negen-achtste breed... drie meters sleep...
- Zum Teufel auch... Unsinn! De grootste uitgaaf was: verlies van mannelykheid, mens-zyn, karakter, waardigheid en gezond verstand! Wat staat beneden zo'n Hertog, spreek!
- Niemendal.
- Fehlgeschossen! Raad beter!
- Een Hertogin?
- Bei Leibe nicht. De vrouw van een regerend Vorst is in den regel beter dan haar gemaal. Zonder 't plankje te kunnen bereiken waarop de Schnaps staat, heeft ze gewoonlyk 'n afschrikkend bel vedere op 'n beschonken heloot voor ogen. Schnaps is hier macht, weet je. Raad lager.
- Beneden zo'n Hertog? Bedoelt ge die sleepdames?
- O neen... niet als zodanig tenminste. Raad lager.
- Meent ge misschien - ik werd verlegen - die geheime-, ober- of unterhof... beddejonkers?
- Ook! Maar alweer niet qua tales. Lager, lager, algemener, gemener!
Ik begon angstig te worden. Zou hy weer 'n Melch verlangen, dacht ik?
- Meester, ik weet niet wat lager staan zou...
- Dat is zeer bekrompen van je. Zulke jongens... immerhin! Houd je van Vater Arndt?
- Neen Meester.
- Das lasse ich gelten! Ik ook niet. 't Is 'n soort van Tyrtaeus op pantoffels, en 't getuigt niet voor m'n Duitsertjes dat ze 't vaderland-pronkerig gerymel van dien man zo hoog stellen. Er schynt wel gebrek aan patriotismus te zyn, dat men Arndt's knoeiwerk meent nodig te hebben als Leier- und Schwertlieder. Het schoonste rym van Körner...
- Rymt niet: Vater, ich rufe dich, himmlischer Führer der Schlachten.
- Faule Fische! 't Is 'n prul God: Oberfeldmarschall! Ja, 't rymtniet, en dat is nog 't minst ongerymde van 't hele ding. Neen, Körners schoonste rym was... z'n dood. Dát rymde! Nu, die Arndt liet zich niet doodschieten. Integendeel. Hy vers-rymelde tachtig jaar lang. Ik hoor dat hy eindelyk dood-gegaan is, en hoop dat we 'm niet hier krygen. Logos is zeer keurig op z'n personeel. Die Arndt dan... zoudt ge my nu kunnen zeggen wat ik u vertellen wil?
- Meester, ik denk dat ge een versje van dien patriotismuskramer gaat opzeggen.
- Dan veroordeel ik u daartoe. Maak het kort, als Barnevelt tot den beul zei.
- Ik zal wel moeten, Meester, want ik ken maar weinig Arndtse verzen auswendig.
- Daar ben je niet minder om. Geef 'n klein, heel klein staaltje van z'n gerymel dat zo entzückend schön gevonden wordt... gottsdonnerwetter-element!
- In de Neue Anlagen, die Koningin Augusta ten geschenke geeft aan de wandelaars te Koblenz...
- Zeer goed. Ge ziet wel, zy regeert niet, en doet wat goeds, wat liefs, voor 't Volk... ga voort!
- Meester, daar staat een Therm... een buste van Max von Schenkendorf...
- Ook 'n leverancier van ongerymd patriotismus op rym.
- Precies, Meester. En 't lofdicht op den socle is van Arndt...
- Asinus asinum fricat. Laat horen!
- Daar staat:
Er hat vom Rhein,
Er hat vom deutschen Land
Mächtig gesungen,
Dass Ehre auferstand
Wo es...
- Rym dóór, voor den drommel. Arndt moest ook wel, of 't mooi was of niet.
- Wo es... erklungen. Meester! Ik moet erkennen, 't is prachtig!
- Ja, en wel hard voor Schenkendorf. Maar loontje komt om z'n boontje. Hyzelf maakte ook zulke grafschriften. Ik weet wat uw Beeloo er van zeggen zou. Gy?
- Waarachtig niet!
- Och, hy zou er van zyn kant een tweede rympjen op maken, als in '31, toen Jan van Speyk - die rymde goed! - in de lucht vloog. Na de explosie... wat denkt ge dat er volgde?
- Ik denk dat de stukken en brokken in de Schelde vielen, Meester.
- Ook. Maar de hoofdzaak was: verzen, verzen, verzen... ach, du gnädiger Gott, wat al verzen! Beeloo maakte er ook een, en dat beviel me:
Van Speyk verdween,
Een prulpoëet verscheen...
Een ongeluk komt nooit alleen!
Lees voor: prulpoëet, een hele bende van dat gespuis. Zó is 't gemeend. Als Beeloo hier komt, zal hy 't goed hebben. Ik geef tien Henriades... en wat yzer, voor die drie regels. Yzer, juist! Die Arndt durft ook van yzer spreken. Hy zegt ergens:
Der Gott der Eisen wachsen liess...
't Eerste woord het beste is al 'n fout. God doet er niets aan... Logos is de man. Nu:
Der Gott der Eisen wachsen liess
Der...
Hoe is 't verder? En weet ge nu nóg niet wie lager staat dan zo'n Hertog en zo'n Bettjunker?
- Ik begin te begrypen, Meester.
Adolf vloekte... onkristelyk. Myn pen weigert my haar dienst in 't weergeven. Ook verstond ik er maar een klein gedeelte van. Er kwam iets in van: Gottsollmirseligdreiundachzigtausendmillionenmalsiebendoppelschockmerinoschafegebenmitsauglämmchen... jedes'nblaugoldseidenesbändchenamhalse... und ein Schwert!
- Ja... ein Schwert, ging hy na wat adem te hebben gehaald, voort. Ein Schwert... dan mag onze-lieve-heer z'n schapen houden. Ein Schwert, om die honden... vertel me nu of ge wel eens in 'n luchtschuitje hebt gezeten?
- Ach neen, Meester. Dat ontbreekt aan m'n ondervinding.
- Alsof die overigens compleet was! Kunt ge u voorstellen hoe 't den luchtschipper te moede is, als hy alle bestuur over 't dalen of ryzen van z'n ballon verloren heeft? Als de klep die de gas moet binnenhouden, niet sluit? Als er geen andere ballast meer valt weg te werpen dan de schipper zelf? Dit nu geschiedde eens te Kassel, in den tyd toen ook daar nog een van m'n Neven woonde, een Keurvorst... nu is hy weggeannexeerd. Vertel my eens wat kwaads van dien Neef of van z'n familie.
- Meester, toen Amerika z'n onafhankelykheid bevocht, had Engeland soldaten nodig, veel soldaten, en by voorkeur van de soort die blind is voor gevaar...
- Blinde Hessen, juist! Ik zie gy kent de historie. Infaam nietwaar, dat verkopen van z'n onderdanen? Men zou er vloekzangen op maken. Of 't ooit gedaan is weet ik niet. Ik gis neen, en waarom niet?
- Misschien omdat vloekzangen lager gehonoreerd worden dan triumfliederen, Meester. Myn vriend Roorda...
- Zo dom niet. Nu weer onze luchtschipper. In de residentie van m'n Neef was alleman op de been om dien ballon te zien. Het ding was byna uit zicht, maar nog niet geheel. Opeens bemerkte men dat er iets haperde, en dat de luchtman z'n vaartuig nog minder meester was dan gewoonlyk. Hy versmeet al z'n zand, en 't ding zakte, zakte... slingerde vreselyk. De man trachtte langs een der koorden die z'n schuitje verbonden aan den ballon, naar boven te klimmen, klaarblykelyk met het doel de gasklep te sluiten, die onklaar of gebroken was. Hy verwarde z'n voet in de einden touw die heen-en-weer zweepten door de lucht... liet - verlamd misschien door schrik en angst, want de ballon daalde met toenemende snelheid - los wat hy in handen had... viel... en bleef hangen aan één been onder z'n schuitje. Ga gy nu eens voort... schryver! Vertel eens iets van wat men gewaarwordt als men daar zo aan één been in de lucht hangt.
- Ontzettend! Daar slingert hy in de eindeloze ruimte...
- Dat heb ik al gezegd. Overigens, geen pathos, wenn ich bitten darf.
- Ik zal myn best doen, Meester. Daar hangt hy dan aan één been, en voelt zich dalen wyl de horizon van alle zyden dreigend op hem aanrukt, zich sluitend als de muil van een kauwend monster. Zo-even nog overzag hy tal van vorstendommen, nu slechts Hessenland. Elke volgende seconde vernauwt den kring der punten die hy overziet, en zet tot kringen uit wat hy als punten waarnam. Het geheel krimpt in, maar al groter en groter worden de delen. De toenemende scherpte waarmee de omtrekken zich voor hem aftekenen, spelt met wrede nauwkeurigheid zyn vonnis, en martelt hem met sarrend herinneren aan de naderende voltrekking. Elk punt wordt een vlek. Elke vlek wordt cirkel. De cirkels nemen 'n onregelmatigen vorm aan, langzaam en grillig eerst, alsof ze weifelden in keuze, weldra met snelheid veranderend als onherroepelyk besloten zich te vertonen in hun ware gedaante. Wat 'n boog scheen, is hoek geworden. Het rechte kromt zich en 't gladde zaagt. Het glooiende wordt kantig. Golving en ronding gaan over in gebroken lyn. Het geleidelyk-toevallige wordt bepaald, het onbestemde nauwkeurig. Het gescheurde verenigt zich, en wat gesloten scheen, brokkelt in gapingen af. Millioenen stippen, voortgestuwd door stralen die zich ontwikkelen in het midden, springen in razende vaart naar en over den rand der figuur waarin zy ontstonden, daarna over de kim die zich al nauwer en nauwer sluit. En iedere stip tracht figuur te worden voor ze vergaat, en elk dier pogingen baart nieuwe stippen, wegvliegend uit het midden om aan den rand te versterven... of, recht onder den ongelukkige, inderdaad een vorm aannemende, die zich met bloedgierigen yver uitbreidt om ruimte te maken voor den verpletterenden schok.
En al dalend herkent hy Kassel, Wilhelmshöhe, de Kasseler Aue... die lieve poëtische Au! Zou daar 't schrikkelyk vonnis voltrokken worden? Dáár?
Nog altyd weet hy zich rekenschap te geven van z'n toestand. Geen weldadige bewusteloosheid belet hem de donkere plek te zien, daar juist beneden hem, de markt...
Helaas, weinige ogenblikken geleden nog zou hy geen onderscheid hebben waargenomen tussen een graafschap en een plein met joelend volk. Wat moet men de Aarde naby zyn, als zo'n verschil in 't oog valt!
En hy daalt altyd! En reeds begint hy paleizen te onderscheiden van andere woningen. Waarlyk, de beslissing nadert.
Eerst vreesde hy dat de strik die z'n voet gevangen nam met wrede gril, dien zou loslaten met even grillige wreedheid. Nu vreest hy dit niet meer, maar 't baat hem weinig verlost te zyn van dien eersten angst. Met of zonder z'n schuitjen immers is hy veroordeeld. Hy valt mét den ballon die, na 't verlies van z'n laatste gas, fladderend en klepperend werd overgeleverd aan de onverbiddelyke wet der zwaartekracht, zonder ander tegenwicht dan wat onvoldoende wryving met de atmosfeer. Want ze laat zich gewillig klieven, de ontrouwe vleister die zo-even 't stygend gevaarte verhief tot de wolken, toen 't niet gekwetst was!
En het daalt al sneller en sneller. Daar begint de noodlottige vierkantsrekening te tellen, byna in al haar duizelingbarende kracht. Geen genade, sneller, sneller, tot de uiterste grens van bereikbaren spoed. Nog weinige ogenblikken en hy valt te pletter. Dat zyn kerken... dat is een kerk... de kerk! Daken... schoorstenen... gevels... een hoop mensen. Nog 'n ogenblik, hy zal personen kunnen onderscheiden, vrouwen van mannen, man van man, kind van kind!
En hy daalt!
En nog altyd heeft hy besef van z'n toestand. Nog begaf hem 't bewustzyn niet van wat hem te wachten staat, al zy 't dan niet helder genoeg om hem te doen hopen - wat te voorzien is! - dat hy 't verliezen zal voor 't eind van z'n vreselyken tocht. Hy is nog wakker genoeg om angst te voelen, ál den angst van z'n toestand.
Nog kan hy zien en horen. De strik om z'n been knelt niet meer. De koord die hem aan 't schuitje verbond, hangt slap. Het vaartuig, niet langer gedragen door 't byna geledigd hulsel van het gas, nadert even snel als hyzelf den bodem, slingert naast en onder hem rond, of om hem heen. Alles suist en warrelt. Hy hoort het snerpend fluiten van de lucht die hy verplaatst door z'n val. Ongebruikt schuurt zy de machteloze lippen voorby, en bespot de gekrompen long, vergeefs pogend haar te vatten tot wat adem. Het geruis dat opgaat uit de volksmenigte, treft zyn oor. Het wordt al duidelyker en duidelyker. Weldra zal hy enkele stemmen kunnen onderscheiden onder 't eentonig gegons dat hem de nabyheid van een groot aantal mensen verkondigt. Hy voelt en riekt de warme uitwaseming van 't volk...
En altyd daalt hy!
Nog een ogenblik, en hy zal...
Gedaald tot de laagte der hoogste gebouwen, slingert hem de wind tegen het dak van den schouwburg.
Verstuikt, gekneusd, gewond, heeft hy nog kracht den kreet te verstaan dien de zucht naar zelfbehoud hem toeroept: houden, houden! Kracht ook - maar 't was de laatste! - om te doen wat hem geboden werd door 't instinct. Hy slaat door de leien, grypt en omvat de binten, klemt zich vast, en weerstaat den schok van 't voorbyvallend vaartuig dat hem tracht weg te rukken van z'n schuilplaats... hy is gered!
- Voor iemand die nooit uit de lucht viel, is uw beschryving zo kwaad niet, zei Adolf droog. 't Doet my genoegen dat ge daarin meer optica gebracht hebt dan gevoelighedens. Ik merkte niet zonder enig genoegen op dat ge 's mans kinderen en zwangere vrouwen hebt overgeslagen... inderdaad vry wel. Ga zo voort. Tracht te begrypen en begrypelyk te maken, dan komt gevoel
*
vanzelf... het ware! En 't ónware... nu, dat dient tot niets... hm, trainbub! Wie aandoeningen dicteert, ondergaat ze niet, en wie zulke dictaten nodig heeft... gekheid!
Van optica gesproken, gy hebt vergeten op te merken hoe elke stip, juist loodrecht onder den armen drommel, tot hem scheen op te stygen, en zich vertoonde als de punt van een dolk en raccourci, zoals Gustave Doré de dingen tekent, omdat-i meer handigheid heeft dan smaak. - Die kunstenmaker bevalt zeker de lui daarboven? - Een tuimelend luchtreiziger meent gespiest te worden. Och, 't is u mensen zo moeilyk u met juistheid voor te stellen hoe men valt, zolang gy vasten bodem onder de voeten hebt. Studeer daar wat in. Het zal je goed doen.
En vertel me nu eens wat er later gebeurde met dien Kasselsen luchtschipper?
- Ik denk dat het volk zal gejuicht hebben, Meester.
- Volk, Volk, gy met uw Volk! 't Volk schreeuwde, zoals 't doet by elke gelegenheid. 't Volk had zich vermaakt. Spreek me niet van dat gejuich. Het beduidt gar nichts. 't Volk juichte ook toen Nero komedie-speelde en Rome in brand stak.
Ik zal u zeggen wat er verder gebeurde.
Het eerste groetje dat de arme schipbreukeling ontving, toen hy zich door de dakbinten had heengewerkt, en bewusteloos neerzonk op de vliering van 't Hoftheater, was 'n scheldwoord en een bedreiging. De intendant van den schouwburg noemde hem: 'nen frechen Hund der sich an einem Kurfürstlichen Gebäude vergrepen had! Hy zou 'm voor 't gerecht brengen wegens Beleidigung der königlichen Majestät... ja, königlich! Hoe dit rymt met de keurvorstery, moogt ge vragen aan de Metternichs en consorten. Er blykt uit de bejegening die onzen armen Phaëton te beurt viel, dat de oude Keurvorst wiens onderdanen aan Engeland werden verschacherd, zeer ten onrechte de twee grootvaders in 't land had gelaten, die met behulp van 'n stel egaas dien intendant voortbrachten. Waarachtig, als men let op de soort der mensen die onverkocht bleven, voelt men medelyden met de kopers van de anderen. Die Hessen hebben in Amerika goed gevochten, dit weet ik wel. Maar wordt de zaak hierdoor beter gemaakt? Wat is schandelyker, 't verkopen zelf, of de lamlendigheid, waarmee men zich verkopen liet? Met 'n klein deel van de manlykheid die nu tegen de Amerikaanse vryheidshelden gebruikt werd, had men tien keurvorsten kunnen wegjagen. Dát durfden ze niet... de oude zalf-historie! Familiezwak heb ik niet, en ik trek waarlyk geen party voor 'n Keurvorst omdat-i myn neef is, maar ik heb nog liever hém in m'n familie, dan dat ik oudoom van dien intendant wezen wou, en van de velen die alleruntertänigst op zo'n wezen gelyken. Zy zyn het die de slechte vorsten maken. Een prins is geen zoutpilaar die in zyn eentje onbedorven blyven kan, als alles om hem heen verrot is.
Gy demokraten spreekt altyd kwaad van de vorsten, en ik beken dat daaronder velen zyn die 't verdienen. Maar ligt de schuld niet aan de Volkeren zelf? Kunt gy u voorstellen dat Domitianen of Caracalla's slechts één maand lang hun bloedige zotternyen hadden kunnen voortzetten, als er geen handlangers geweest waren, die hun bevelen uitvoerden, geen onderdanen die deze handlangers duldden? Uw historieschryvers melden - gemakshalve alweer, en precies als andere sprookjesvertellers - alleen de zaken die Koningen betreffen. En al doen ze ook dit nog zeer gebrekkig, die sprookjes nemen plaats genoeg in, om ook ulieden alleen te doen letten op de misslagen van die Koningen. Waar 'n stier grazen kon, moet gras geweest zyn. Naast en onder die Vorsten bestonden Volkeren, die het terrein leverden waarop 't koninklyk wangedrag zich botvieren kon.
Wanneer gy den opgeblazen Louis XIV veroordeelt - en minacht, hoop ik: de kerel was 'n uil! - vergeet gy gewoonlyk dat hy zo winderig gemaakt werd door z'n omgeving. Bewaar dus de helft van uw verachting voor z'n tydgenoten, en meet wat ruim. En zo'n andere Louis, de vyftiende! Men verwyt dien ellendeling z'n Parc-aux-Cerfs, en ik heb er niets tegen - tegen 't verwyten, meen ik - maar eilieve, duizenden vaders in Frankryk boden om stryd hun nog onvolwassen dochters aan, pour servir aux augustes plaisirs de la Majesté Royale. Er zyn daarover brieven gevonden, die tot de gissing nopen dat van alle souvereinen, Z.M. het Souvereine Volk de allerlaaghartigste is. Hebt ge ooit in uw hele Geschiedenis den dolsten tyran zo waanzinnig zien woeden, als 'n losgelaten menigte? Moogt ge 't alzo een Volk tot eer rekenen dat het niet uitspat, moordt, brandt en ver-woest, zolang 't niet losgelaten is? Zo verdienstelyk was Nero ook... toen-i in de wieg lag. Om te beoordelen of iemand den rechten weg inslaat, moet men hem zien lopen, en een Volk dat te ingekankerd melchizedeks vroom en schriftuurlyk is om 'n bozen heerser weg te jagen, mag zich waarlyk niet beroepen op de deugd die 't beoefenen zou, áls 't wat beoefende. Over 't geheel houdt gy democraten u onevenredig veel bezig met politiek. Of liever, ge meent ten onrechte dat politiek hoofdzakelyk bestaat in studie van wetten en regeringsstelsels. Verbetert uzelf, dan zal geen verkeerde Wet, geen gebrekkig systeem standhouden. ‘Die koning of keizer doet z'n plicht niet’, klaagt de schrynwerker. Misschien heeft-i gelyk, maar... hyzelf maakt scheve kasten en kreupele tafels. ‘Weg met de constitutie’, roept 'n publiek-spreker... en z'n eigen constitutie is zo in de war, dat geen omwenteling nodiger is dan de zyne. Boekenmakers vertellen veel van de onzedelykheid der hoven - ze hebben in hun sprookjes satyn en fluweel nodig, en schittering van titels, om gebrek aan talent te verbergen - maar eilieve, zie de lagere standen eens! Zyn die zo heilig? De Adel en de voornamen zyn niet op de hoogte van hun roeping, op verre na niet! Maar is uw burgerstand adellyk in z'n begrippen? Voornaam in z'n streven? Indien al 't kwaad dat men gewoonlyk van vorsten verhaalt, waar is, zou men in verzoeking komen uw heel publiek van burgerlui voor 'n vergadering van koningen aan te zien, die hun zalf hebben afgewist om incognito schandaal te maken. En uw gemeen... 't is keizerlyk!
Wordt niet overal, en onder de lagere klasse niet het minst waarachtig, een hoofdrol gespeeld door die ellendige jacht op geld?
- Rouge gagne et couleur, klonk het door de spleten van 't gewelf, als uitroepingsteken op Adolfs verwyt.
- Kunt gy beweren dat de middelstand onbaatzuchtiger is dan de ryke? Voelt de arme meewarigheid voor de rampen van z'n lotgenoten? Minacht niet de werkman zyn medewerklieden? Heerst er iets als broederschap tussen de minder bedeelden, zy die zo klagen - en overigens met recht, waarlyk! - dat de ryken onbroederlyk zyn? Is niet eigenbelang en die vervloekte geldzucht...
- Trente louis au billet!
- 't Is waar ook, viel Adolf zichzelf in de rede. Ook gy houdt u bezig met schatryk-worden... by gebrek aan beter. Nu, gy behoeft u myn verwyten niet aan te trekken. Ik weet dat ge niets zoekt voor uzelf, en dat gy geofferd hebt wat er zo-al op uw kleine wereld geofferd worden kan. Meent ge dat er met en door geld iets te bereiken valt... immerhin! Maar wees niet zo bekrompen democratisch eenzydig. Uw Koninkjes daarboven deugen niet veel, maar wat gylieden 't Volk noemt...
Weet ge hoe Theseus aan z'n eind gekomen is? Ik zal 't u zeggen. Die Aegeus had volkomen gelyk toen-i in zee sprong. Zyn zoon was inderdaad niet aan boord, al vertellen uw mythologieboekjes dit anders... uit schaamte zeker. Theseus werd na 't verslaan van den Minotaurus voor den rechter geroepen, om zich te verantwoorden over 't stelen van een klosje garen uit Ariadne's naaidoosje. Men martelde hem zo lang met verhoren en contra-verhoren dat hy zwak werd, en gaf hem toen te verscheuren aan de burgers van Creta, die 't niet verdragen konden dat hy hen van 't monster verlost had. Zó is uw Volk!
- Meester, ik weet er iets van! En toch... toch...
- Desto besser! Ook gy zult verscheurd worden. Indien dit u niet afschrikt...
- Het schrikt my niet af. Als ik maar hopen mag dat later...
- Schon gut! Later is later. Tracht slechts thans uw plicht te doen. Zoek de waarheid, en zeg wat ge vondt, en stoor u niet aan die Cretensers...
- Maar, Meester, als ze nu 'n liberale krant opzetten, en daarin vertellen dat ik verkocht ben aan 't behoud?
- Liberale krant? Behoud? Wat zyn dat voor dingen? Spreek verstaanbare taal als ge wilt dat wy hier beneden ons met u inlaten.
- Meester, ze tasten myn karakter aan...
- Zodra ge u daaraan stoort, zou daaruit blyken dat ze groot gelyk hebben. Analyseer den gedachtenloop der velen die gy moet aantasten om wáár te zyn, dan zult gy inzien dat hun weinig anders overblyft dan processen over 'n klosje garen. Theseus had ongelyk zich in te laten met zulke praatjes. Ze deren slechts voor zoverre men zich door zo-iets kwetsen láát. Wat de scherpte der wapens aangaat, waarmee men u bestrydt... 't is de oude histo-
*
rie van den dolk en raccourci... optisch bedrog, mannetje! 't Lykt maar zo, zolang gy belieft te dalen. Houd u óp boven dat gespuis, of liever nog, blyf stygen, dan zult ge holte ontdekken in al wat beneden u is. Wat puntig scheen, wordt 'n kuil... als het terrein van m'n Sonnenberg waarmee gy zo gespot hebt.
- Maar... als zy intussen door kwaadspreken, woordverdraaien en laster my 't leven verbitteren...
- Wie? Koningen? Keizers?
- Neen Meester, van beroep zyn ze boekenmakers, krantenschryvers, stenografen, gouverneurs-generaal in ruste...
- Ei, burgerlui alzo! Ik wed om al wat ge wilt dat er niet eens 'n markies onder is! Ziet gy wel dat gy democraten verkeerd doet, het lage altyd onder de hogen te zoeken? Leven verbitteren? Unsinn! Hadt ge dan de zoetheid in uw leven van anderen verwacht? Verbitteren? Wel, dat is 't métier. Woudt ge goed doen, en nog geprezen worden bovendien? Dat is te veel verlangd, m'n jongen. Wie slagen wil, moet matig in z'n wensen zyn...
- Maar ze leggen het er op toe, my 't leven onmogelyk te maken. Daar-boven wordt alles geregeerd door geld, en...
- Tout va!
- Hm... tout? Dat is 'n leugen, dat is eine verdammte Lüge... Niet alles staat op 't spel.
- Zeer veel toch, Meester! En zolang ik rondzwerf, soms zonder brood, en zelden verzekerd van myn onderhoud voor den dag van morgen, valt het my moeilyk behoorlyk te arbeiden...
- Klim dan naar boven, en sluit de gasklep, en zorg dat ge uw been niet verwart in de strikken van het schuitje, en houd je vast als gy ergens te land komt, en vind de zonde zo groot niet, hier of daar de leien in te trappen van een poppenkast... al heet dan ook zo'n ding soms königlich. Potztausend, jongen, de ware ballonman moet zelf Keurvorst, Koning, luchtkeizer wezen... en die hof-intendant was 'n gek.
Een gnoom kwam vragen of de leerling eindelyk gereed was. Ik zag Adolf aan, om te weten of dit my gold.
- Hm... ja... zo, zo! Heel ontwikkeld is hy niet, antwoordde de Meester. Zoals al dat ongestorven tuig, is hy wat dom... widerlich bekrompen. Ik spreek over u, geldzoeker!
Meinetwegen kan hy binnengaan. Of 't hem veel baten zal? Immerhin... geef hem 't wachtwoord.
En gy, mensje, hör 'nmal, als ge straks, weergekeerd op de korst, iets wilt verbeteren, zie dan om u, in u. Niet altyd naar boven... en altyd naar beneden ook niet. Wat gy uw Volk noemt...
De zonderlinge Adolf besloot de zitting met z'n hartigen vloek over al die zuiglammetjes... und ein Schwert!
- De Meester is nog wat menselyk, zei de gnoom die my den weg wees naar 't gewelf waar ik iets leren zou. Ik was ook zo toen ik pas hier kwam.
- Hoe oud zyt gy dan wel, vroeg ik het gryze mannetje.
- Toen ik hier aanlandde, waren alle apen nog in de bossen.
- Lang geleden!
- Dit is een kwestie van opinie. Bovendien, hoedanigheden moeten naar punten van vergelyking beoordeeld worden. De steen waarop gy gezeten hebt, is ouder dan ik, en m'n kameraad Semi-ur die daar ginds aan 't kristalliseren is, heeft hem zien worden. Misschien zegt hy er straks wel iets van in z'n verhandeling. Hy is een der sprekers, weet ge, en gaat nooit buiten z'n vak...
- Kristallisatie?
- Ja.
- En de Meester had my beloofd dat ik iets vernemen zou over speelbanken en kansrekening?
- Nu ja, kansrekening, kristallen... 't komt overeen uit. Alles is in alles, ziet ge. Dit is juist heden avond het wachtwoord. Ga binnen!
- Alles is in alles! riep ik, en de wachthebbende koboldjes lieten my door.