Ideën, eerste bundel
424.
- Maar... men moet toch iets wezen.
- Zeker. Doch juist daarom moest men zich niet maken tot niets, door 't aanhangen van allerlei dwaasheid.
- Goed. Maar toch eis ik dat ge iets daarvoor in de plaats geeft. Welnu, ik zal 't beproeven. Luister oplettend:
A. verhaalt dat U.P. door de waarden van G. neergegaan is tot het vergeten der uitzichten, waardoor C.K.S. met de handeling van L. tot buiten. Hebt gy dit begrepen?
- Neen.
- Ga heen dan, en vraag de verklaring aan anderen.
- Ik heb opheldering gevraagd aan ieder dien 'k ontmoette... maar er is verschil van gevoelen.
- Dat geloof ik gaarne. Zeg op, wat betekenen de woorden die 'k u voorzei?
- A meende 't was 'n middel tegen staatsbankroet. B zeide dat het wel 'n praktizyns-rekening wezenkon. C beweert dat het 'n minneliedje is. D noemt het 'n waslyst. E houdt 't voor 'n uitgewerkt problema. F gelooft... in 't kort, ieder maakt er wat van: 't is 'n grondwet, 'n roman, 'n doodvonnis, 'n reglement op de garnizoensdienst, 'n troonrede, 'n liefdesverklaring, 'n kataloog, 'n brief van mama...
- Wél... wél! Maar gy, wat denkt gy?
- Ik... ik weet het niet. Ik kan niet wys-worden uit het ding.
- Gy moet my zeggen wat het beduidt.
- Ik kán niet... ik weet het niet.
- Dan veroordeel ik u te kiezen tussen liefdes verklaring, doodvonnis, waslyst, troonrede...
- Dat kan ik niet.
- Ik blyf aandringen op die keuze.
- Dat is onbillyk.
- Juist. Myn vordering is onbillyk. Uw onmacht om nonsens te verklaren, maakt die nonsens niet tot wysheid.
Anders:
- Daar buiten loopt 'n wezen met zeven koppen, twee neuzen. 'n staart van drie ellen, en ogen van zand. Het heeft horens op den rug, en vleugels als 'n vleermuis...
- Dat geloof ik niet.
- Dan moet ge my zeggen wie daarbuiten loopt, op de plaats waar dat monster lopen zou, áls 't bestond.
- Dat kan ik u niet zeggen.
- Geloof dan aan myn monster.
- Die vordering is onbillyk.
- Juist. Zeer onbillyk.
Anders:
- Uw tante is blond?
- Neen.
- Bruin?
- Ook niet.
- Nogal donker?
- Nog minder.
- Ze heeft rood haar?
- Volstrekt niet.
- Of 'n andere kleur van haar?
- Ook niet.
- Maar is ze dan kaal?
- Dat kan ik niet zeggen.
- Maar, eilieve, hoe is ze dan?
- Ze is niet... ik heb geen tante... ze is dus niets.
- Niets? Dát geloof ik niet! Dan houd ik haar voor kaal... want: iets moet men wezen.