Ideën, eerste bundel
400.
Wat me dan beweegt? Ik zal 't u zeggen, Publiek... voor 'n deel althans. Ik ben u niets schuldig, dus ook niet al de waarheid. Maar wát ik u geef, zal waarheid wezen.
Wat my beweegt? Ziehier:
Gy zult moeite hebben my te geloven, maar toch moet ik u verzekeren dat er mensen bestaan, die van hun jeugd af, zich bezighielden met denken.
't Klinkt vreemd, paradoks, 't jaagt u schrik aan... maar inderdaad, het is zo.
Daaronder zyn er, die opgemerkt hebben dat er in onze maatschappy veel is, wat anders wezen moest, en met wat goeden wil, anders wezen kón. Het terechtbrengen van ál 't verkeerde is onmogelyk, maar 't berusten in verkeerdheden, omdat wy ze niet allen kunnen veranderen, is af te keuren, en - naar myn opvatting der roeping van den mens - misdadig.
Want wie op zyn weg 'n steen vindt, die oorzaak wezen kan van struikeling voor wie na hem komt, kantele dien terzyde. Het is niet voldoende den steen óm te gaan en alleen zichzelf te waren tegen schade. Daar rust op ieder lid van 't grote reisgezelschap des menselyken geslachts, 'n dure verplichting den kant des wegs dien-i langs ging, te merken met weggeruimde hindernissen, opdat die eervolle gedenktekenen van zyn arbeid, aan latere reizigers strekken tot voordeel, hen opwekken tot dankbaarheid, en aansporen tot navolging.
Maar er zyn zeer zware stenen! Daartoe gebruiken de mynwerkers kruit en dynamiet.
En de grote, logge, schynbaar onbeweegbare rotsblokken die den weg naar volksgeluk en volmaking versperren, laat men springen door wat geest.
Veel is er niet nodig, zoals ge ziet. Maar toch altyd meer dan er wordt gestookt uit uw granen, Publiek.
Sedert lang heb ik my beyverd, hier en daar 'n steen uit den weg te ruimen. En als 't me niet gelukt, zal ik toch zorg dragen dat wie na my komt, sporen vinde van myn pogingen.