Ideën, eerste bundel
384.
- Wie 't snelste draait? Wel... my dunkt... neen... gelyk beginnen... zó! Neen, de Arend was vóór! Nog eens... nu! Och, weer verkeerd!
Wie nu 't eerst boven is... neen, dat gaat niet... nog eens... van die wolk af. Morgenstond, pas op... mis weer! Ik kan 'r geen oog op houden... wat 'n gedraai!
Zo, ben je moe? 'k Wil 't wel geloven...
Als 'k eens op zo'n wiek zat... 'k zou me goed vasthouden... wat zou de molenaar gek kyken!
Waarom heet je Morgenstond? Heb je wat in den mond? En... Arend... kun je vliegen? Wil je my meenemen? Ik zou wel willen... wat 'n ruimte daarboven... en geen school!
Hoe is toch de eerste school begonnen? Wat was er 't eerst... 'n school of, 'n meester?
Maar die eerste meester moet toch op school geweest zyn... en die eerste school moet toch 'n meester gehad hebben...
Vanzelf? Neen, dat kan niet. Kun je draaien vanzelf? Door den wind? Kun je omkeren, anders-om draaien vanzelf? Doe 't eens, Arend... toe! Kryg de Morgenstond... gauw, gauw... pak 'm beet... mooi!
Nu weer alléén, laat los... los... goed zo!
Nu weer samen... karre, karre, kra, kra... steek-uit je armen... neem my mee... wil je niet? Goed, Arend! Zet je hoed op... wat fladderen die linten... hoe heet je? Warre, warre, warre, wou... ik kon 't niet helpen... 't was die eend. Zeg, hoe heet je? Fanne, Fanne, fan, fan... heet je Fan? En jy, Morgenstond, hoe is je naam? Sine, sine, sine, si... wat is dat voor 'n naam, si? Nu tegelyk, kom aan... samen... zingt 'n liedje samen:
Fanne, fanne, fan, fan...
Sine, sine, si si...
Fanne, sine, fanne, sine,
Fanne sine... Fan... cy...
Fancy... wat meen je daarmee? Heet je Fancy? En... wat is dát... heb je vleugels?
Ja, ‘d' Morgenstond’ en ‘den Arend’ waren ineengesmolten, hadden vleugels, en heten Fancy.
Fancy nam Wouter op, en voerde hem mee.
Toen ze 'm weer neerzette op de brug, was 't al lang donker. Wouter schudde zich af, als iemand die nat is, wreef zich de
*
ogen uit, en ging naar huis. We zullen later zien wat 'm daar wachtte, doch moeten daartoe 'n paar uren teruggaan, en ik hoop dat de lezer niet te collet monté is, tot het aannemen van myn uitnodiging op de saliemelk van juffrouw Pieterse. Men bedenke dat 'r man niets zelf maakte, en alles van Parys kreeg. In 't voorbygaan echter, wenste ik 'n kort bezoek te brengen by meester Pennewip.