Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
565.
En nog een ander voorbeeld uit myn herinnering. 't Was kerstfeest. Men voerde my naar de kerk, waar ik bidden moest, en zingen, en een preek horen. Ik moet bekennen dat by zulke gelegenheden het woord feest my altyd geweldig hinderde. Het enig begrip dat ik van feesten had, ontleende ik aan 'n plaat waarop Belsazar zo verbaasd kykt naar de muur-stenografie. Ik was nog niet ver genoeg gevorderd in Vrye Studie, om te vragen, waarom de hand die deze zonderlinge wys van adverteren koos, niet liever verstaanbare taal schreef, hetgeen de moeite van 't vertolken zou hebben uitgewonnen? Neen, op die plaat boei-de my voornamelyk het aantal schotels en vazen. In die vazen was tamarinde-stroop, meende ik. Op die schotels allerlei spys, en... sedert dien tyd nam ik by de beoordeling van een feestelykheid, altyd het menu van Belsazar tot maatstaf. Dat ik dus een kerstfeest in de kerk niet zeer aanlokkelyk vond, ligt voor de hand, en met loden schoenen ging ik derwaarts. Ik durf niet verzekeren dat ik niet, wanneer ik onverzeld ware geweest, myn feestelykheid elders zou gezocht hebben, behoudens de verplichting om thuiskomende verslag te geven van een niet gehoorde preek. Dit nu was niet moeilyk, want zulke dingen zyn altyd hetzelfde: herders, stal, engelenzang, vrede op aarde en welbehagen. Wie 't eenmaal gehoord heeft, kan zeer goedkoop, en zonder vrees voor overlading van z'n maag, zoveel van die feesten geven of bywonen als hem goeddunkt.
Maar zie, onderweg bespeurde ik dat het zwaar gevroren had. Een jongen wierp stenen op het ys, en waagde zichzelf er op, om te beproeven... ja waarachtig, het hield! Opgetogen - want by gebreke van Belsazars kannen en schotels, verheugde ik my in 't vooruitzicht van glyden en sleedje-ryden - opgetogen riep ik uit: het ys, het ys... zie, het houdt!
Helaas, er lag weer 'n mauvaise-marque voor my gereed. Myn geleider berispte my met 'n bybels gelaat: ‘op 'n feestdag als deze, kwam 't niet te pas aan wereldse genoegens te denken.’ Ik moest me bezighouden met die herders en dat welbehagen! Arme Vrye Studie van m'n Achillespees! En arme hersens, arme harten, die zó worden gebiologeerd tot niet-denken, tot niet-voelen, tot verlamming en dood! Waarlyk, het is niet op zulke wyze dat wy ons geschikt maken tot Vrye Studie, tot onbelemmerd nasporen van waarheid!