Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië
Voorbericht voor den tweeden druk
‘Het doet me groot genoegen dat er van dit werkje 'n tweede druk gevraagd wordt. En, ronduit gezegd, het viel me tegen dat die niet sedert lang nodig was. 't Zal me waarlyk 'n grote voldoening wezen als deze uitgaaf wat spoediger uitgeput raakt dan de eerste, want - zo onbescheiden als men wil, maar heel oprecht - ik geloof met zekeren my onbekenden recensent in den Spectator, dat er uit deze studie over Specialiteiten wel iets zou te leren vallen voor Volksvertegenwoordigers, Kiezers en... sommige anderen.’
Bovenstaande regelen maakten in 't najaar van 1875 den hoofdinhoud uit van het Voorbericht waarmee deze tweede druk van m'n opstel over Specialiteiten in 't licht verschynen zou. Velerlei verdrietige omstandigheden maakten my het afwerken der in datzelfde Voorbericht toegezegde ‘Noten’ tot nog toe onmogelyk.
Bovendien werd me van vele zyden onder 't oog gebracht dat het voor de kopers van den eersten druk myner werken niet aangenaam is, de volgende uitgaven daarvan al te zeer uitgebreid te zien.
Na vriendschappelyk overleg met m'n uitgever, verschynt nu deze tweede druk zónder die noten, en - op weinige min belangryke uitzonderingen na - onveranderd.
[*]
Een maand later. Onder 't gereedmaken van m'n werk voor de pers bleek me dat ik myn hier geuit voornemen maar gedeeltelyk volbrengen kón. De bydrage tot de physiologie van kamerdienaars is nieuw. Het viel my te zwaar die satyre achter te houden... er stonden zoveel knechts op 'n spiegeltje te wachten!
Ook op andere plaatsen heb ik my aan enige toelichting en uitbreiding schuldig gemaakt, zonder nu te spreken van de moeite die ik me gaf om, door 't omwerken van zinsneden die my in 't oorspronkelyke niet korrekt voorkwamen, de uitdrukking beter in overeenstemming te brengen met de gedachte. Of die moeite steeds met goed gevolg bekroond werd, is 'n verdrietige vraag die ik liever niet beantwoord. Het is nu eenmaal zo, dat ik hier en daar iets veranderd en bygevoegd heb, en daarvoor vraag ik met 'n beroep op Idee 112 verschoning aan de kopers van den eersten druk.
De uitbreiding en de veranderingen die ik my veroorloofde, zyn evenwel geenszins van dien aard dat zy de Noten en Toelichtingen overbodig maken, waarvan ik in bovenstaand berichtje gesproken heb. Ik meen ze grotendeels gereed te hebben, maar weet by ondervinding dat ik by 't overgeven van m'n werk aan de pers gewoonlyk de behoefte aan omwerking inzie. Voor dien arbeid is gezondheid, stemming, loisir nodig. Zodra ik kan! De toelichtingen die me
geschikt voorkomen tot verdere staving van de juistheid der hoofddenkbeelden waaraan dit werkje z'n oorsprong te danken heeft, zullen zo spoedig mogelyk afzonderlyk worden uitgegeven.
Het is my onmogelyk dit berichtje te sluiten, zonder melding te maken van de echt-humane wyze, waarop ik in deze zaak door den heer Waltman behandeld werd. Met zachtmoedig geduld droeg hy den last en de schade die myn gedurig uitstellen hem berokkenden, zonder ooit de verdrietelykheden die van dat dralen oorzaak waren, te vermeerderen door afdoening te vorderen op 'n wyze als waartoe hy van zyn standpunt volkomen gerechtigd zou geweest zyn. Hartelyk dank!
Wiesbaden, Oktober 1878
Multatuli