Ideën, derde bundel
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
561.
...is het niet slecht, het kind te fatsoeneren tot 'n zoet kind, door het de geschiedenis van braaf Jantjen en beleefd Pietjen in te prenten, en het gedurig te wyzen op beloonde deugd als prik-kel ten goede? Immers, óf het kind gelooft, en dan wordt het een spekulant in zoet-zyn, óf 't gelooft niet, en het vertrouwen is verloren. Mét de beloning zal 't dan ook het goed-zyn minachten, en tevens het weinige bruikbare dat men hem meedeelde in huis- en schoolkamer. By het herdenken in later leeftyd aan de onwaarheden, die men ons opdiste in onze jeugd, komt zekere wrevel boven, die - in zachtgestemde harten niet het minst! - vry algemeen leidt tot mensenhaat. Hoe - aldus redeneert onbewust ons gemoed - zy die beweerden my lief te hebben, zy die geroepen waren my den weg te wyzen, zy bedrogen my... wat heb ik te wachten van vreemden?
Misschien zal deze of gene my tegenwerpen, dat een groot deel der dwalingen waarmede men ons trachtte te vullen in onze jeugd, tot het onderwys en niet tot de opvoeding behoort, en alzo minder aan ouders dan aan leermeesters te wyten is. Ik geloof niet dat deze verschoning opgaat. Vooreerst: onderwys is niet van opvoeding te scheiden. Het onderwyzen bestaat in 't meedelen van denkbeelden. Met die denkbeelden wordt de geest van het kind gevoed, en alzo het kind zelf opgevoed. Vervolgens vraag ik, of zy die zich niet in staat voelen tot het doen ener goede keus van leermeesters voor hun kinderen, niet een voorbeeld zouden behoren te nemen aan zekeren torenwachter die geen equipage hield, omdat hy... daarboven geen geschikte gelegenheid had om paarden te stallen? (Zie ook in 438, de parabel over Ornis).