Ideën, eerste bundel
322.
Een kommissie uit de Tweede Kamer heeft in 'n zeer verward rapport betoogt dat er honderd-en-vyftien millioenen zoek zyn op de indische administratie van 1836 tot 1842.
De verwarring in dat rapport wordt veroorzaakt door 't vermengen van opgaven uit ongelyksoortige bronnen. ‘Jan heeft z'n been verstuikt, hoe is 't mogelyk dat Pieter niet mank gaat?’ Of: ‘als Money gedejeuneerd heeft te Buitenzorg, hoeveel is er dan gestolen te Banjoewangi?’
Ik zeg: er is niets gestolen. Niet op de vermeende wyze althans, en de vreugde over de ontdekking van dat déficit, is niets dan broodnyd van de liberalen.
Indië wordt geregeerd door papier. Uit overmaat van ‘eerste beginselen’ is de administratie zo kunstig geworden, dat niemand daaruit wysworden kan. Dit nu is niets nieuws.
Het Nederlandse Volk kan gerust wezen over die 115 millioen. Op 't papier zyn ze weggeraakt. Op, met, en door papier zullen ze terugkomen.
Maar intussen zullen de liberalen weer gebruik maken van die duitenplatery, om de hoofdzaak terzy te schuiven, dat is: de mishandeling van de indische bevolking.
Waarom, benoemt men geen kommissie om te onderzoeken of 't waar is wat ik daarvan gezegd heb, instee van 't narekenen der opgaven van 'n vreemdeling, die hier en daar terloops wat heeft opgevangen?
De Javaan wordt mishandeld... dit gaat ons goddienend Nederland niet aan.
Er zyn onnauwkeurigheden in de administratie... dát roert de ziel. Dát treft de fynste zenuwen van alle kruideniers die gewoon zyn pruimen en krenten te gelyk te behandelen. Dát schreit ten hemel!
O Lachmé, hoe kunt gy zeggen dat ik verflauw in verachting voor zó'n Publiek, gerepresenteerd door zó'n Kamer!