Ideën, vierde bundel
Eerste bedryf
Louise. De Walbourg. Daarna Puf.
De Koningin (eenvoudig kostuum) zit links van den toeschouwer, niet geheel op den voorgrond, aan een met boeken en papieren beladen schryftafel. Rechts op den voorgrond, de eredame, zich bezighoudende met tapisseriewerk. Louise schryft, en gaat hiermee, na 't ophalen van de gordyn, enige ogenblikken zwygend voort.
Louise,
De Walbourg, zyn er meer nog in de voorzaal?
De Walbourg
Nog één man, Majesteit.
Louise
Goed. Laat hem komen.
Louise,
Hoe heet ge, vriend?
Puf
M'n naam is Puf, Sir... ene.
Louise,
Beroep?
Puf
Ik ben boekdrukkersknecht.
Louise,
Gehuwd?
Puf
Geweest. Ruim negen jaar.
Louise,
En kindren?
Puf
Zeven.
Louise,
Hoe oud?
Puf
Een trap der jeugd... van één tot tien...
Louise,
En negen jaar gehuwd?
Puf
Ik moet de waarheid zeggen.
Louise
Dat 's recht. Ga voort. Zyn 't meisjes? Gaan ze school?
Vertel me 't een en ander.
Puf
Na den dood
Van myne vrouw, was 't met verlof, by ons
Een beetje... sjofel... alles even duur!
M'n oudste, 'n jongen, heeft wat weekgeld, maar...
Louise,
Hoeveel?
Puf
Acht stuivers, Sir...
Louise,
Al goed! En gy?
Puf
Acht gulden, en de fooi van Koppermaandag.
Louise,
En de andren? Meisjes?
Puf
Om-en-om. Het oudste
Kan breien, maar... dat geeft niet, met verlof.
Dan nog... drie jongens en drie meisjes.
Louise,
Acht?
Ge zeidet zeven...
Puf
Och... een drukfout!
Louise
Ah!
Waar zyn die kinderen als gy uit zyt?
Puf
Sir...
De Walbourg
Hier is het potlood van uw Majesteit.
Puf
Het jongste... Majesteit, is by een buurvrouw.
Louise,
Voor loon?
Puf
O neen, uit vriendschap.
Louise,
Dát is goed!
Hoe heet die buurvrouw?
Puf
Hanna Smit.
Louise,
Zeer wel.
En de andren?
Puf
Zo als 't valt... op straat of thuis...
Of hier of daar. Soms vind ik ze op den trap,
Of spelend langs den weg, of... soms ook niet.
De jongens lopen, met verlof, wat ver,
En dan moet ik ze zoeken in de buurt.
Louise,
Dus zyn uw kindren wat verwilderd?
Puf
Ja... a.
Louise,
Wat eet ge daaglyks?
Puf
Brood, maar... niet altyd.
Aardapp'len... niet altyd. Of bonen... niet
Altyd. Soms grutten... maar... ook...
Louise,
Niet altyd?
Wat geeft ge uw kindren, als ge dát niet geeft?
Puf
Soms niets!
Louise
O God! En vlees, hoe vaak in 't jaar?
Puf
Vlees, Majesteit... dat kan niet! Nooit!
Louise,
Helaas!
Het is genoeg. De Walbourg, geef den man...
Men zeide u zekerlyk dat ik weldadig was,
En ryk?
Puf
O ja, een koningin!
Louise
Welnu,
Dan heeft men u de waarheid niet gezegd.
Wat wezen zou, indien ik ryk genoeg was
Om al wat arm is, ryk te maken... zie,
Dit laat ik daar! Ik kan u slechts
Uw moeite, uw dag en uw bericht betalen...
De Walbourg, geef den man 't gewone loon:
Twee gulden.
Ge kunt gaan. Misschien tot later!
Louise,
Ge weet z'n woonplaats? Wél! Laat hem bezoeken.
Hy heeft een goede noot in myn register,
Om... 't niet verschuiven van z'n huwlyksdag.
Tenzydi... waarheid sprak uit onbeschaamdheid.
Die... drukfout met z'n kindren was wat louche.
Maak dat ik meer hoor van die Hanna Smit,
De buurvrouw die uit vriendschap... lief, nietwaar?
Ik wacht rapport. We zullen verder zien,
En als 't de moeite waard is, ga ikzelf...
Mama!
Louise. Koningin-Moeder. De Walbourg.
Koningin-Moeder
Zo druk aan 't werk?
Louise
Ik had bezoek.
Ge weet, ik houd lever van acht tot tien...
O zie, mama, zie eens die bundels aan,
Berichten over alles wat by 't Volk
Niet is zoals het wezen moest, en toch -
Dát hoop ik! - eenmaal anders wezen zal.
Maar, moeder... lompe dochter die ik ben...
Ik vroeg niet eens naar uwen welstand! Hebt
Ge goed gerust na zulk een avond, zeg!
Koningin-Moeder
De cursus van vannacht was wel wat zwaar.
M'n ogen vielen toe by uw verhoor,
M'n oren suisden van uw statistiek,
By al dat vragen, vorsen, onderzoeken
Van uwen onverbiddelyken weetlust.
Ge hieldt Van Weert te lang... de man was moe!
Louise
Te lang? O neen! En moe? Ik was niet moe!
Maar 't zal om uwentwil niet weer gebeuren
Dat ik zo laat graaf Otto hier houd, moeder,
En daardoor u van uwen slaap beroof.
Wat zyn vermoeidheid aangaat... o ho, ho,
Dát noem ik byzaak! 't Zal hem goed doen, denk ik.
Zo'n beetje gymnastie geeft lenigheid
Aan de gewrichten van z'n staatsverstand
Dat... wat verstyfd is in de vormlykheid.
Koningin-Moeder
Men roemt hem toch als zeer bekwaam, Louise.
Louise
Dat spreekt vanzelf... zolang hy invloed heeft!
Daarna? We zullen zien! Tenzydi sterft,
En men z'n roem gebruiken kan als blaam
Voor andren, die nog in den weg staan. Ik...
Ik schat hem even hoog en even laag
Als velen van z'n soort.
Koningin-Moeder
Louise, ik dacht...
Louise
Dat ik vertrouwen stelde in zyn genie?
O, dat is grappig, moeder! 't Lykt er niets naar!
Hy heeft... talent... zo, zo... maar niet te veel,
Genoeg juist voor de mening dat-i meer heeft.
Hy spreekt... vry wel, maar... zonder hart altyd,
En mist den moed zich somtyds te verspreken.
Hy weet... nu ja, hy weet wat hem geleerd is,
Maar meer ook niet, mama.
Koningin-Moeder
Wat eist ge meer?
Louise,
Iets anders, moeder... hier! En dat ontbreekt;
Die man draagt, als de kerstboom, juist zoveel
Als vader schooltyd en mama routine
Hem strikten in de takjes... nooit iets meer!
Zo'n boompje is dood... maar leven moet de mens,
Dat is: gevoelen, denken, werken, streven,
En vruchten dragen, honderd... duizendvoud!
Wie niet meer geeft dan hy ontving, is... nul,
En deed met z'n geboorte onnodig werk.
Nu, zulk een nul is my de graaf Van Weert.
Koningin-Moeder
Maar zyt ge niet wat streng?
Louise
't Is mooglyk. Doch
Het zy de vraag vóór alles: of ik wáár ben?
Ik stel aan allen niet denzelfden eis,
Maar doe een hogen eis aan een minister.
Is dat te streng?
Koningin-Moeder
Graaf Otto...
Louise
Is gewoon,
En in den vreemden tyd dien wy beleven,
Is, op zyn standpunt, 't ordinaire: misdaad.
Gewoonheid is een giftig woekerkruid
Dat zelf geen vruchten draagt, en z'n venyn
Gebruikt om wat er opschiet aan z'n zy
Te doemen tot gelyke onvruchtbaarheid.
Gewoonheid is verdienste's vyandin,
Een schutsvrouw van het kleine, van 't gemene.
Wat uitsteekt, moet geknot. Wat blinkt, bevuild.
Wat vlucht neemt, neergeslagen en gekneveld.
Talent... geloochend, of gesmoord met ma . a . a . ren,
En daarna doodgezwegen... als het kan.
Genie... ha, vraag Van Weert eens naar genie!
Maar dat's een sprookje, 'n mythe, 'n onding,
Of erger nog, iets... iets... iets onfatsoenlyks,
Een vuile ziekte, die men liefst niet noemt
Dan met een omweg: ex . cen . tri . ci . teit!
Nu, excentriek is onze staatsman niet,
Hy loopt vry wel in 't algemene spoor.
Hem is de Staat... zyn zetel, zyn carrière,
Een kaatsbaan voor de heren van het hof,
Een draaibank van fortuintjes, een fabriek
Van Neurenberger eerzuchtsduikelaars.
Hem is het Volk... een kweekkast van lakeien.
De welvaart... paragraaf in een rapport.
Een algemene ramp... de troefkaart op
Den heer die uitgespeeld was door party.
De burger... een artikel ter belasting.
De Walbourg geeft telkens blyk van aandacht.
En wat zo'n staatsminister weet, wat hy
U zeggen kan van de algemene zaak...
O, moeder, 't is zo weinig, als het hart
Ontbreekt: genie zit dáár! Neem zulk een man
Eens z'n kommiezen af, en z'n rapporten,
En zie eens wat hyzelf begrypt of weet,
En wacht eens op een nieuw idee dat in
Zyn eigen ziel gegroeid is... ha, ha, ha,
Dan kunt ge wachten tot ge moeier zyt
Dan hy vannacht was!
Ik was niet vermoeid!
Ik had het eenmaal nu er op gezet
Den gansen catechismus door te lopen,
Van alles wat er kookt in myn gemoed,
En - ware 't doenlyk, maar, helaas, ik twyfel! -
In 't zyne een vonk te werpen van geloof
Aan mooglykheid op beter toekomst, moeder!
Ge weet niet hoe dit denkbeeld my bezielt,
My wegsleept, opheft...
Koningin-Moeder
Dweepster, lieve dweepster!
Louise,
Neen, zeg dat niet... om godswil, zeg dat niet!
In dweepzucht is bedrog, en ik zoek waarheid.
Ik wil doorgronden wat geschieden kan,
En ziften wat geschieden moet.
Het Volk
Is laag gezonken, moeder! Ziel en hart
Gaan onder by aanhoudend stoflyk lyden.
De gloed van hoger geestdrift wordt gedoofd,
Als 't leven slechts één kamp is met het lage,
Als niet te sterven 's levens enig doel is,
En uitstel van bezwyken hoogste prys!
Wat is den arme 't schoon der lente? Niets!
Een sterrenhemel? Niets! Wat is hem kunst?
Wat zyn hem tonen, tinten, geuren? Niets!
Wat is hem poëzie? Wat liefde? Niets!
Dat alles mág hem niets zyn. Alle vlucht
Is hem verboden door de werklykheid,
Die met een yzren vuist hem perst in 't slyk,
En elke poging tot verzet, bestraft
Met... honger!
Koningin-Moeder
Edel kind! Maar toch... een dweepster!
Louise
O, moeder, zeg niet: dweepster! Is het dwepen,
Wanneer ik wil, dat allen die als gy
En ik geschapen zyn, die zich als wy
Bewegen, aadmen, minnen, en, als wy,
Hun blikken richten op onsterflykheid...
Is 't dwepen, moeder, als ik wil dat zy
Niet lager staan dan 't stomme dier des velds,
Dan 't redeloze vee?
Koningin-Moeder
De standen!
Louise,
Zeker!
Ik zal de laatste zyn die stand ontkent...
Een booswicht hoort tot uwen stand niet, moeder,
En tot den mynen niet, godlof!
Koningin-Moeder
Louise,
Dit was de vraag niet, kind! Ik sprak van... stand,
Van... hoogte of laagte in onze maatschappy,
Van... meer of minder aanspraak op genot,
En... van 't verschil in vatbaarheid vooral!
Louise
Goed, goed, ik neem 't verschil van standen aan,
En wil 't nog fyner onderscheiden dan
Gyzelf... maatschappelyk en burgerlyk.
Geboorte, titels, rykdom, rang, vooroordeel,
Zie, moeder, álles wil ik laten gelden,
Maar vraag: of één stand honger voorschryft, moeder?
Of één stand kan gedoemd zyn tot gebrek?
Ik vraag of éen dier standen lager staat
Dan 't schaap of rund dat onbekommerd graast,
En dat gewis den mens verachten zou,
Als 't weten kon hoe slecht die mens zich voedt?
Is 't kind van d' arme minder dan een kalf?
De moeder minder dan een koe? Myn God,
Is dát haar stand? Eist dát uw maatschappy?
O, dan is alles leugen, wat men preekt
Van zielenadel en beschaving!
Koningin-Moeder
Kind!
Louise
Het Volk is ruw, zo zegt men, en misschien
Terecht. Maar, moeder, hoe zoudt gy en ik zyn,
Indien van kindsbeen af, ons gans bestaan,
Ons wensen, willen, streven... álles, zich
Had opgelost in 't éne woord: gebrek?
Zeg, moeder, zouden wy dan zyn als nu?
En blyft het niet de vraag altoos, of ons
De scherpe prikkel van den honger, en
Het kankrend wee van dagelyksen angst
Voor 't onderhoud van morgen, zo gedwee
Zou laten als dit ruwe Volk zich toont?
Ik, moeder, sta verbaasd by zoveel zachtheid,
Maar vind, helaas, de reden die 't verklaart:
Het Volk is uitgeput, berust uit zwakte.
Koningin-Moeder
Doch... de oorzaak van dat alles?
Louise
Broedermoord!
Een deel, een nietig deel der maatschappy
Heerst, regelt, kuipt, maakt wetten... en verwyst
Het ov'rig deel - en 't grootste - tot ellende!
Koningin-Moeder
Maar, kind, is dit niet altyd zo geweest?
En... welke middlen vondt ge tot herstel?
Louise
Kind... kind... ja juist! Nog kortlings was ik kind,
En daarom, moeder... o, m'n kindse dromen!
Zie, toen ik eens, tien jaren nauwlyks oud,
Was ingeslapen in den tuin te Wilstädt,
Verscheen me een engel, schitterend van licht,
En schoon... o moeder, hemels! In z'n hand
Droeg hy twee kronen, de een van doornen,
En de ander scheen van goud. ‘Louise, kies!’
Zo sprak hy. Maar ik stak de hand niet uit:
Ik was beschroomd, en sidderde in m'n droom.
En nog eens riep hy, dat ik kiezen zou.
‘Wat wilt ge, koningin of mens zyn, sprak hy,
Een mens die lydt, gevoelt en arbeidt, of
Een Koningin die heerst?’ Ik... koos het eerste!
En drukte my den doornenkrans op 't hoofd,
En voelde 't bloed my bigglen langs de slapen...
‘Door dat tot dit!’ sprak de engel, en hy lei
De gouden koningskroon my in den schoot...
Toen werd ik wakker van de pyn: ik lag
In 't rozenbosje... een wilde slingerstruik
Had my gewond... de gouden kroon was weg!
Koningin-Moeder
Niet voor altyd, m'n kind! Uw droom was juist!
Louise
Neen, moeder, niet geheel... nóg niet! Misschien
Zal 't eenmaal waar zyn, maar ik acht
Myzelve niet gekroond tot Koningin,
Voor ik de kroon der smarte heb gedragen.
Door háár tot de andre, als in m'n kinderdroom!
'k Wil weten wat het leven in zich heeft.
Ik wil myn tol betalen voor het recht,
Een mens te zyn. Ik eis myn wettig deel
Aan de algemene taak. En, moeder, als
Ik al m'n kracht ten offer heb gebracht
Aan 't welzyn van m'n medemensen... dan,
Ja, dan noem ik myzelve Koningin.
Dan neem ik 't aan als erelyk verdiend
Wanneer het Volk my toejuicht... eerder niet!
Koningin-Moeder
Maar welke middlen vondt ge?
Louise
Moeder, ik
Beweer niet dat ik reeds gevonden heb,
Maar hier... hier voel ik, dat ik vinden zal!
Het eerste wat me ontbreekt, is... kennis, kunde,
En daarom, moeder, zoek ik naar de waarheid.
De Vorsten kennen 't Volk niet, dat hen voedt.
Ze omringen zich met een cordon van mid-
delmatigheid die door gebrek aan zwaarte
Omhoog viel...
Ze horen wat men hun te horen geeft,
En zien wat men hun wel wil laten zien,
Maar nooit iets anders dan papier, papier!
Ze menen wonder-ingelicht te zyn,
Door nu-en-dan een officieel rapport
Te lezen, dat óf werklyk leugen spreekt,
Of 't beetje waarheid zo verdrinkt in frazen,
In deftige gemeenplaats-halfheid, dat
Zo'n waarheid niet veel beter blykt dan leugen.
Een eerste plicht des Soevereins is: weten.
Het kunnen, moeder, zal wel volgen. Dat
Staat hier geschreven!
O, geloof niet dat
Ik in het Koningschap een middel zie,
Dat alle kwalen heelt! 't Arcanum voor
De ziekten onzer Maatschappy, o neen!
Maar, moeder, men kan pogen, stryden...
En, als de taak te zwaar is voor z'n schouder,
Dien overdragen op wie sterker zyn,
Of... met het kwynend Volk vergaan!
Ik wil -
Ja, moeder, ja! - dat wie er na ons komt,
De sporen vinde, óf van myn zegepraal,
Of... van 't bezwyken in m'n eerlyk pogen!
Ik wil geen dieve zyn van 't halve kussen
Dat door de logika der feiten op
Den een of andren troon voor my gereed lag
Toen ik ter wereld kwam als hertogin!
Men zegt: de wereld is een schouwtoneel...
Ik wil myn rol op dat toneel vervullen,
De plaats betalen, die het lot my bood!
Ik heb het recht niet, ónberoemd te zyn,
En aan het nageslacht een kleiner naam
Te leevren, dan de kunstnaar die een pop
Zal beitlen op myn graf.
Geboorte... oblige!
Der Vorsten plicht - zolang er Vorsten zyn...
Ge weet toch, moeder, wat dit woord beduidt?
Een vorst is in gevaar de voorste, en in
Het goede, de eerste - is hoog te staan! Hun voegt
De middelmaat zo min als 't lage. My
Schynt alles wat niet hoog is, állerlaagst!
Een eerzuil wil ik, ja... maar niet van steen,
Ik wil een eerzuil in het hart des Volks!
En als dat hart niet trilt van liefde, by
't Herdenken aan m'n... pogen - 't slagen staat
In myne macht niet, moeder! - dan, dan zal
Het myne schuld zyn, myne grootste schuld!
Er is gejuicht toen ik geboren werd...
Gejubeld by m'n huwlyk... o m'n naam
Bekleedt een plaats in d' Almanach de Gotha!
Maar... ingeschreven in de annalen van
De Mensheid, is die naam nog altyd niet...
En dáár behoort hy!
Koningin-Moeder
Uw gemaal, m'n zoon...
Louise
Z'n Majesteit denkt juist als ik, mama!
En mocht er soms... hy heeft een edel hart!
En als misschien... doch neen, dit is zo niet!
Maar als... welnu, waartoe zou liefde dienen?
Ik wilde... ik zal... ik moet hem...
O, myn George
Denkt over alles juist als ik, mama!
Zie 't prachtig weer! Wat dunkt u van een toer?
Dat zal u goed doen, moeder, na zo'n nacht
Vol cyfers en rapporten...
Koningin-Moeder
Lieve deugniet!
Louise
Zó... zó is 't goed, mama! Dat hoor ik liever
Dan: dweepster! Beste Walbourg, wees zo goed...
De Walbourg,
Verkiest uw Majesteit een open rytuig?
Louise,
Wel zeker! 'k Wil de weiden zien, en 't vee
Dat middagmaalt. Nietwaar, mamaatje?
Koningin-Moeder
Goed!
Als 't ons maar niet veracht, Louise, omdat
We... mensen zyn.
Louise,
Mama, dat is ondeugend!