Ideën, derde bundel
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
911.
Men verwondere zich overigens niet te zeer, deze nummers over den dapperen Trochu aan te treffen op deze plaats. Als hoofdoorzaak van de fouten in ons Onderwys, beschouw ik de godsdienst. By 't behandelen van onnozel godsgeloof, kan zeker soort van soldatery moeilyk buiten spel blyven. Zyn 't niet de gelovers, die den ‘Heer der heirscharen’ uitvonden, den mili-tair-God by uitnemendheid? Nooit kwam het in hun hersens op, een god te scheppen voor nachtwachts, visserlui of apothekers. Nooit hoorde ik van een ‘Heer’ der Posteryen, der Registratie, der Indirecte Belastingen, of van de Stoomvaart. En dit is te verklaren. Het Oude Testament, de grondslag van ons tegenwoordig verstandsbederf, is één doorgaande vechtpreek, één roffel des geloofs. God-dienen en vechten wordt in die handleiding ter zaligheid zo onuitpluisbaar dooreengemengd, dat we waarachtig wel 'n nieuwen God zouden nodig hebben om die twee elementen behoorlyk te ontwarren.
Een van de duidelykste voorstellingen der vermenging van Goddienery en vechtlust, gaven ons - na de Joden - de engelse Puriteinen. Ze waren te preuts om poppen of prentjes te maken, anders hadden we 't genoegen gehad afbeeldsels van onzen Lieven-Heer te aanschouwen, in volle uniform met sleepsabel en lontgeweer. Ook de taal van die mensen riekte naar de Jodenkazerne. En zelfs de namen die zy droegen, herinnerden aan de oud-testamentische gewoonte om in den naam van een kind de gedachtenis te bewaren van een of andere byzonderheid. In 't leger van Cromwell pronkte zekere byzonder gelovige snoeshaan - ik meen dat-i Burdett heette - met de volgende voornamen: Als. Christus. Niet. Voor. Onze. Zonden. Gestorven. Ware. Zou. Ik. Eeuwig. Verdoemd. Zyn. Amen... Burdett.
Ik vraag of die mensen behoorlyk ontwaakt waren uit de biologische verdoving van den Drutni-tyd?
En wyzelf?