Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
891.
Nooit iets nieuws alzo! Toen voor 'n twintigtal jaren de zogenaamde biologie half Europa in verbazing bracht, meenden zeer velen ditmaal wel met iets nieuws te doen te hebben. De hele zaak komt neer op 'n verdoving van 't denkvermogen. Ik erken dat deze uitdrukking niet opheldert hoe deze verdoving plaats heeft, en waag my op dit ogenblik niet aan de beantwoording van de vele vragen die na myn zeer onvoldoende definitie met grond kunnen gedaan worden.
Ik acht me hiertoe te meer onverplicht, omdat wy wel genoodzaakt zyn te berusten in zoveel andere verschynselen die we waarnemen zonder dat de werking van de oorzaken duidelyk is. Indien we nooit hadden gehoord van dronkenschap, zouden wy 't zeer vreemd vinden dat zekere vloeistoffen in de maag benevelend werken op de hersenen, en verlammend op de benen. De verklaring van dit verschynsel door vakmannen, zou evenzeer aanleiding geven tot nieuwe vragen, als myn onvolledige bepaling van 't zotte woord biologie.
[*]
Levensleer, lees: bedwelmingskunst. Ook dit is biologie, schone namen te geven aan lelyke dingen. De theologen doen 't ook.
(1871) Ik verzoek alzo daarin voor 't ogenblik te berusten, vooral daar de aanmerkingen hier niet in verband zouden staan met het doel waarop ik in dit nummer aanleg. Ik wil namelyk pogen na te sporen hoe men er in geslaagd is, ons de Geschiedenis van de schepping wys te maken. Toen ik beweerde dat die biologie volstrekt geen nieuwe zaak was - ook ik was onkundig genoeg het 'n tyd lang te menen - zeide ik alweer iets zeer ouds. Ieder weet hoe er herhaaldelyk gewezen is op de orakels van Delfi en Dodona, en wie met die klassieke herinnering tevreden is, geeft blyk van meer inschikkelykheid dan my misschien te beurt viel met m'n definitie. Ook ik gis dat er in de Oudheid misbruik zal gemaakt zyn van zo'n dronkenschap zonder drank, maar wat we van de Orakels weten, wettigt geenszins het vermoeden dat er geestverdoving by pythonissen of priesters plaats vond. De godspraken die tot ons kwamen, zyn nogal wakker. Er is kunst in, en zelfs een gekunsteldheid die duidelyk bewyst dat er by die gelegenheden
*
geen andere geesten verdoofd waren dan die van de leken. Een Croesus die heel vertrouwelyk aan 't vechten gaat, omdat de priesters hem verzekerd hadden ‘dat er een groot Ryk zou verwoest worden’, een Saul die kracht zocht by 'n doden Samuel... nu ja, dit alles bewyst dat biologie een oude zaak is, al vat men dit dan geheel anders op dan de gewoonte meebrengt. Toch is 't mogelyk dat men ook priesters of priesteressen krankzinnig maakte, om door 't voorbeeld de leken te besmetten met de nodige dolheid. Uit het gebeurde met die weeskinderen ten tyde van Boerhaave, met de kinderen in de Cevennes in de achttiende eeuw, en uit ontelbare voorbeelden meer (138!) mag men besluiten dat dit zo moeilyk niet is. En wie hierby de ziekelyke voorbeschiktheid in rekening brengt van de Croesussen en de Sauls die gek genoeg zyn om hun wysheid te putten uit zulke bronnen, begrypt hoe gemakkelyk de besmetting kan worden meegedeeld. Waarlyk, het zou de Orakels der oudheid zo licht niet gevallen zyn, zulke lieden te genezen van hun dolzinnigheid! Daarin ware een flink onderwyzer in de fysica beter geslaagd!
Hoe dit alles wezen moge, toen ik voor 't eerst iets van de biologie vernam, meende ik inderdaad dat het een nieuwe zaak was. Ik werd hiervan teruggebracht door een inboorling van Makassar... een man die nooit van griekse orakels gehoord, en geen enkele school bezocht had.
- Ik begryp niet, toewan, waarom de heren zo verwonderd zyn over die perkara. Elke orang kampong kent die grappen sedert lang.
Ik onderzocht, en bevond inderdaad dat het stomp-maken der denkvermogens van oudsher een zeer gewoon spelletje in de indische dorpen... geweest was. Geweest! Want het scheen zo oud, dat men zich daarmee niet meer vermaakte. Wat my nieuw voorkwam, bleek 'n versleten aardigheid te zyn voor myn bediende.
Ik voelde behoorlyke schaamte. En deze verminderde niet, toen ik my herinnerde zelf voorbeelden van inlandse biologie bygewoond, ja zelfs me daarmee vermaakt te hebben, zonder acht te geven op de hoge betekenis dier zaak, uit 'n menskundig oogpunt.
Wanneer de lezer in Indië geweest is, zal hy misschien weten wat men daar latah noemt. Dit woord betekent een ziekte of hebbelykheid van oude vrouwtjes, die zich openbaart in 't nabootsen van alles wat men haar voordoet. Men lacht, zy lachen. Men schreeuwt, zy schreeuwen. Men maakt een gebaar, zy apen het na. Men werpt enig voorwerp op den grond... klets, daar ligt alles wat de arme patiënte in de hand hield.
In '39 zat er op de pasar Tanabang te Batavia een oud vrouwtje die den kost verdiende met het blazen van figuurtjes uit gom en suiker. De stumperd was zeer handig, en leverde in tien tellen schuitjes, hoenders, bloemen... al wat de jeugd verkoos. En duur was ze niet. Voor weinig duiten kon men allerlei fantasieën bevredigen. Men had me gezegd dat die vrouw latah was, en ik nam er de proef van. Ik bestelde 't een of ander, en wierp myn sigaar weg op 't ogenblik toen ze my 't verlangd voorwerp overhandigen wilde. Ze smeet het op den grond, en verontschuldigde zich met 'n verdrietig: ampoen toean, nanti sa bikin lain.
[*]
Neem me niet kwalyk, m'nheer... ik zal 'n ander maken.
(1871) Toen ik en andere omstanders hierop begonnen te lachen, lachte zy ons gillend na.
Om te beproeven hoe ver de zinneloosheid gaan zou, wierp ik iets omhoog, en sloeg het horizontaal weg. Ogenblikkelyk oorveegde zy haar keteltje met gesmolten gomsuiker.
Iets later kwam my in de gedachte, of misschien de wel wat ruime schadeloosstelling die haar by zulke gelegenheden door Europeanen gegeven werd, een rol kon gespeeld hebben in haar verbystering. Ik bewerkte alzo dat de proef herhaald werd door een armen inlander van wien ze geen schadeloosstelling verwachten kon. En de uitslag was dezelfde.
Het verdient opmerking dat er door haar land- en standgenoten geen misbruik werd gemaakt van haar ziekte of hoe men 't noemen wilde. Op een markt in 't meer beschaafd Europa, zou waarschynlyk de hele industrie van die arme artiste in zeer letterlyken zin te gronde gegaan zyn.
Vele jaren later ontmoette ik te Menado een oude vrouw, die aan dezelfde kwaal leed. Ze was slavin, en als zodanig huisbediende by de achtenswaardige en gastvrye Mevr. Cambier. Deze dame was vaak genoodzaakt haar gasten te verzoeken toch vooral geen proeven te nemen met de oude nènèk. ‘Het kostte zoveel aardewerk!’ 't Was de waarheid. Meer dan eens zag ik haar stapels borden op den grond werpen, als een der aanwezigen 't in z'n hoofd kreeg iets te laten vallen op 'n ogenblik dat de oude slavin aan tafel diende.
Hoe 't mogelyk was dat ik, later van de uit Amerika overgewaaide biologie iets vernemende, dit niet terstond in verband bracht met m'n eigen ondervinding op dit punt, begryp ik niet. Als verontschuldiging voer ik aan dat ik scholen bezocht had, en dus wel enigszins onbekwaam gemaakt was tot het samengrypen van 't schynbaar uiteenlopende. De zonderlinge hebbelykheid van die oude vrouwtjes was me voorgesteld als 'n ziekte - en waarschynlyk ten rechte, daar hysterie wel de gewone rol in dit alles zal gespeeld hebben - terwyl de later toegepaste biologie doorging voor... nu ja, voor gezondheid zeker niet. Maar voor iets anders dan een erkende krankheid, dat ze toch is.
Sedert eeuwen lyden wy aan deze kwaal! Wy werpen weg wat anderen wegwierpen. Wy verdoemen wat verdoemd is, en zegenen waar gezegend wordt. Wy wawelen na wat ons wordt voorgezegd. Wy geloven!
Och, wat al kostbaar porcelein werd en wordt er stuk geworpen door de arme latah-zieke Mensheid, die niet geregeerd wordt door een zachtmoedige meesteres, gelyk de slavin der goede Mevr. Cambier! De onverbiddelyke noodzakelykheid straft ons voor elke fout, onverschillig of wy zelf die begingen met boos opzet, of door anderen daartoe aangedreven werden met 'n vervloekt spekuleren op onze onnozelheid!
Wat al keteltjes met suikergom gingen teloor... zonder schadeloosstelling.
Wordt het niet eindelyk tyd, ernstige pogingen aan te wenden ter genezing van zo'n verderfelyke kwaal?
Om dit doel te bereiken moeten wy acht geven op de middelen die sedert lang werden en nog steeds worden aangewend om ons krank te maken...
Men ziet dat ik niet ben afgestapt van m'n onderwerp: het onderwys.