Ideën, eerste bundel
280.
Verder behandel ik 't ding niet. 't Walgt me. Van begin tot eind, is 't een gewawel in de tale Kanaäns, vol onzin, blyken van onkunde, leugen en godslastering, d.i. schending der lieve wetten van de Natuur.
Ik erken evenwel, dat ook professorale onwetendheid in de wetten der Natuur ligt, zowel als myn zucht om te protesteren tegen zulke kwakzalvery.
Neen, verder behandel ik 't prul niet, dat evenwel hoogstbelangryk is als graadmeter van de laagte waarop onze maatschappy staat. Ook is die verdere behandeling niet nodig. Ieder kan weten wat er te wachten is van iemand, die met hooggeleerd gezag voorschryft, geen ouwelui ‘jeugdig’ te noemen, en dat men geen oprichten moet bevelen aan personen die overeind staan.
Welnu, 'k had erger zotternyen kunnen aanvoeren, ten bewyze hoe ‘verrot’ onze Staat is, ook op 't gebied van kennis en wetenschap. Maar ik koos den hoogeerwaardigen, hooggeleerden Muurling by voorkeur, om dat voorbericht.
't Gebeurt namelyk meermalen, wanneer ik personen aanvalin publieke hoedanigheid immer - dat men de rechtmatigheid van den aanval erkent...
Niemand byv. zal party trekken voor dien Duymaer van Twist. Gewoonlyk geeft men de betrokken persoon en pâture, maar men tracht de algemeenheid van 't kwaad te ontkennen.
En ook hier zal menigeen, denk ik, die korte executie van den hoog-eerwaarden, hoog-geleerden Muurling met genoegen bygewoond hebben. Welnu, ik zeg: wy hebben met dien Muurling niets te maken. Misschien is die man zo dom niet. Niet dommer althans dan de eerste de beste. Wellicht moeten wy 'm pryzen voor de goedheid zich zó te hebben neergebogen om te voldoen aan zulke behoeften.
Wy hebben hier noch met Muurling, noch met welke persoon ook te doen, wy hebben te doen met de dominees in 't godzalig Nederland.
Uit dit alles nu blykt: dat de predikanten in Nederland behoefte hebben aan zúlke dingen.
En ik constateer dat dit geschiedde in den jare huns heren 1861. Zie den datum van 't Voorbericht.
Nog eens: die zeergeleerden zullen 't Volk vertellen, wat het huwelyk is. Wat de ziel is. Wat onsterfelyk is. Wie, wat, en hoe, God is? Wat men doen en laten moet... in één woord: wat goed is!