Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
868.
In weerwil der vaak huichelachtige aanhaling van den deun ‘hoe meer ik weet, hoe meer ik inzie niets te weten’ slaan wy zelden geloof aan onze onwetendheid. Dat misbruikt beroep op Sokrates beduidt gewoonlyk ‘ik die zóveel weet, betuig laag te staan, quaeritur: waar is uw plaats, gy die minder weet?’
Voor Sokrates willen we hopen dat hy notie had, of Ahnung althans, van 't uitgestrekt gebied dat hy nooit betrad. Het is oneindig! Maar wy misbruiken veelal zyn klacht, om zelfverheffend de aandacht te vestigen op 't - nietig! - deel daarvan, dat we wél doorliepen, en in dat geval bewyst de pretentie per se dat ze aanmatigend is. Want 'n oneindig-klein deel en een nog iets kleiner deel staan in gelyke verhouding tot oneindigheid.