Ideën, zesde bundel
1115.
‘Wel’, veroorloofde zich Wouter te denken, de man bleef by z'n ‘geloof’.
Maar aan de ontleding van den zotteklap zyner moeder besteedde hy minder moeite dan aan byna alles wat tot hem kwam van buitenshuis. De blunders in redenering waaraan z'n verwanten zich schuldig maakten, waren zo menigvuldig dat-i er aan gewoon was geraakt en uit vermoeienis de taak had opgegeven daaruit wys te worden. Eén woord van Holsma of oom Sybrand strekte hem tot tekst van lange overpeinzingen, maar de bitjara kossoeng van z'n familie maakte niet veel meer indruk op hem dan 't gegons van 'n byenzwerm.
Iets minder gewoon was-i nog altyd aan onzin die door anderen geuit werd, al stonden ze dan niet hoger dan z'n huisgenoten. Juffrouw Laps, byv. was hem 'n wel onbehaaglyk, maar toch de nieuwsgierigheid prikkelend, studie-exemplaar. En z'n belangstelling in 't oplossen van de raadseltjes die ze opgaf, werd te groter naarmate hy meer acht sloeg op 't gebrek aan samenhang of overeenstemming in haar manieren.
Sedert enigen tyd bezocht zy de Pietersens drukker dan ooit, en telkens onderging Wouter by die gelegenheden 'n reeks van tegenstrydige indrukken. Ze was bar, nydig, en tegelykertyd weer opeens... och, er was niet uit het schepsel wys te worden. Het heldenfeit met de tabak was gedeeltelyk bekend geraakt. Wouter had eerlyk de vyf stuivers verantwoord, die hem van den providentieel gespaarde schelling waren overgebleven...
Twee jaren geleden zoud-i dit niet gedaan hebben. Doch sedert dien tyd had zich 't besef van ridderlykheid in hem ontwikkeld. Tegen 'n flinken rover zag-i nog altyd eerbiedig op, maar 't weggrissen van 'n paar stuivers... hy vond dat-i daartoe nu te groot was geworden. De helden uit z'n boeken zouden zich over hem geschaamd hebben.
Hoe dit zy, 't uitgeven van den enen stuiver waarmee de veteraan moest getroost worden over 't gemis van de verteerbare Landen en Steden die anders z'n gewoon voedsel uitmaakten, drong Wouter tot het aanroeren van 't gebeurde. Hy sloeg in z'n relaas van de zaak, 't gevaar dat-i gelopen had, over. En... niet uit bescheidenheid. Hy had gaarne wat gestoft op z'n moed, maar voelde dat de kans op afkeuring van z'n verkwisting, groter was dan die op lof over z'n... ja, hoe moet ik 't noemen?
De door hem begane afwyking van spaarzaamheid werd dan ook zeer kwalyk genomen, en 't was wel gelukkig voor hem dat-i de by-omstandigheden niet had aangeroerd, waardoor z'n ontydige mildheid was gestempeld geworden tot uittarting.
- Denk je dat de stuivers my op den rug groeien? vroeg z'n moeder. Jy verdient immers geen duit, jongen! Mag jy tabak kopen voor ouwe soldaten? Moet ik nog meer ten onder, na de honderd gulden die je me weer gekost hebt?
By zulke toespraakjes viel 't Wouter zeer moeilyk, de toonhoogte van z'n ziel behoorlyk gestemd te houden. En dit lukte dan ook niet. Hy antwoordde weinig of niets. Wat het ergste was, hy vond in zichzelf geen steun, want... z'n moeder had niet geheel-en-al ongelyk!
Edelmoedigheid is 'n versnapering waarvan men zo min mag snoepen als van andere lekkerbeetjes. Al zag nu Wouter dit nog niet in, toch voelde hy z'n onvermogen zich grondig te verdedigen tegen de beschuldigingen die z'n moeder tegen hem inbracht.
Dat zy niet in staat zou geweest zyn de oorzaken te begrypen die hem tot handelen opwekten, deed minder ter zake. Maar hyzelf gaf zich daarvan geen rekenschap, en hy stond dus weerloos tegenover de bewering dat-i gehandeld had als 'n gek. Dit werd te erger toen men de aanklacht overbracht op 't laagste terrein dat men kiezen kon, op kinderachtigheid.
De moeder had het woord: ‘verkwisting’ uitgesproken, maar Stoffel zette haar te recht:
- Nee, moeder, dát is het niet. De zaak is dat-i zo achterlyk blyft in alles. Hy weet nog niet met geld om te gaan, dát is het!
- Precies! Hy weet nog niet met geld om te gaan. Alle andere kinderen van zyn jaren... als ze-n-'n stuiver hebben, wat doen ze? Ze bewaren hem. Of... ze kopen er wat voor. En hy? Wat doet-i? Hy geeft hem weg! Zal je dan nooit verstandig worden, jongen?