Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
854.
Ik vergis my. Verkeerd onderwys als waarover ik handelde in de vorige bladzyden, maakt even geschikt tot het wel-vervullen der plichten van 'n Mecklemburgsen onderdaan, als geen Onderwys. Ook hier raken de uitersten elkaar. De overbeschaafde Griek was evenzeer voorbeschikt 'n prooi van de Romeinen te worden als de onbeschaafde Barbaar, en wie 't plebs beheersbaar maken wil, kan dat doel zowel door misvormen bereiken, als door 't verhinderen van vorming. Een tegen wil en dank ingepompte Cicero verzwakt het weerstandsvermogen niet minder dan volslagen onschuld aan letterkunde. Het laatste middel zou dan nog te verkiezen zyn, omdat het goedkoper is. Wie echter daaraan de voorkeur geeft, leest myn Ideeën niet. Ik mag dus aannemen te spreken tot dezulken die de scholen nog niet willen afgeschaft zien.
Zy behoren evenwel te bedenken dat er een zonderlinge krachtsverspilling zou plaats vinden, indien ze moeite en geld ten koste legden aan een Onderwys dat dezelfde resultaten opleverde als 't Mecklemburger systeem. Wie 'n kind voedt, tot het in den vorm van vyftig kilo gewicht behoorlyk kan dienst doen in den tredmolen, heeft te berekenen hoeveel water-, stoom- of paardekracht hy terugontvangt voor de uitgegeven aardappels en karnemelk. Deze berekening is eenvoudig, en 't moet al 'n heel slecht ekonoom wezen die er niet van tyd tot tyd 'n stevigen ezel mee uitwint, waarvoor hy anders kontant geld had moeten neerleggen. Maar de weifelaar die z'n kind voor den tredmolen te licht maakt, en tegelykertyd ongeschikt voor iets anders, werpt z'n voedingskosten - dan met de kosten van zogenaamde ópvoeding verhoogd - zonder nut weg.