Ideën, derde bundel
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
841.
Maar morgen leest hy verder in z'n geschiedenisboekje. Morgen zal hy meer kunnen verwerken. Lust en kracht groeien aan in gelyke maat, en over 'n week komt de slinger-epopee hem eentonig voor. Hy kent al de romans van buiten, die de pendule hem voortikte, en verlangt naar iets anders. Al zoekende quem devorent gaan z'n oogjes op de jacht naar gekompliceerder voorstelling. Hy wil iets waarnemen waarvan de oplossing hem ernstiger inspant. Zo gaat de behoefte aan geestelyken arbeid voort, en de verstandsontwikkeling kan alleen dan op gunstige wyze plaats hebben, als de juiste verhouding tussen vatbaarheid tot waarnemen, en belangrykheid van 't waargenomene bewaard blyft. By het verstoren hiervan houdt het genot op, en alzo de drang, der Trieb.
Die verhouding nu kan niet bewaard blyven, als we 't kind za-ken opdringen die hem geen belang inboezemen, en 't is zeer moeilyk dit te vermyden, omdat wy zelden weten hoe ver het jong gemoed gevorderd is. De natuur maakt die fout niet. Zy openbaart haar wenken in de wensen van 't kind zelf, dat zeer methodisch van z'n bemoeienis met licht, kleur en klank, overging tot het belangstellen in beweging.
Zodra wy dezen denk-katechismus willen schryven, doen we 't gewoonlyk onhandig. Wy geven 'n stilstaande maan waar Scipio's nodig zyn, en omgekeerd. De bal dien we opwerpen en vangen om 't kind te vermaken, moest gerold worden, en waar we met 'n zweepje klappen, was misschien behoefte aan een beetje tragedie. De ontydigheid waarmee wy beelden te voorschyn roepen, is storend, en wanneer de Natuur in woorden sprak, zou ze ons dikwyls verwyten: bederf myn werk toch niet! Zie, daar was ik juist bezig met de grondslagen van 'n logische bosse, en gy verdringt myn fundament met 'n bult van... De drommel weet hoe al die bulten heten. Myn geheugen verzwakt, en 't scheppen begint my makkelyker te vallen dan 't herinneren. De goede Natuur zal bedoeld hebben: intempestiviteits-denkmoedeloosheid. Zo kunnen we by benadering het frenologisch uitwas noemen dat op onze scholen wordt aangekweekt.