Ideën, derde bundel
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
830.
De heer Hemkes deed met het publiceren van dit stuk, dat ik my vereer van hem over te nemen, een goed werk. Het spreekt vanzelf dat Ministers en Kamerleden van zoiets geen notitie nemen. Die heren hebben altyd gewichtiger zaken te behandelen.
*
Wie lust heeft in verwondering, trachte eens te zien te krygen den staat van de pensioenen die de Nederlandse Staat uitbetaalt. Ik las enige tyd na 't verschynen van de welsprekende... aanklacht van den heer Hemkes, een antwoord van iemand die zich kantoorbediende noemde, en die beweerde even slecht bezoldigd te zyn, of nagenoeg. Hy wees de klacht terug met de opmerking dat die onderwyzer dan maar 'n ander vak had moeten kiezen, en ambachtsman worden. Dat ook hy gestraft werd voor z'n begeerte om 'n ‘heer’ te zyn, die straf geduldig dragen moest, enz.
Welnu, dit alles is misschien waar. Doch de vraag is niet of wy uit ziekelyk medelyden met iemand die te schraal bezoldigd wordt, moeten aandringen op verhoging van loon, de vraag is of de Staat voordeel heeft by verkeerde zuinigheid? De betaling van geleverden dienst behoort, als élke beloning, af te hangen van de verhouding tussen vraag en aanbod. Is er kans goed onderwys te bekomen voor minder geld dan 't hoeden van varkens kosten zou, dan is de Staat gerechtigd en zelfs verplicht zich die goedkope kostbaarheid aan te schaffen, nu eenmaal aannemende dat de hele zaak publicae curae is, wat de vraag blyft. Bekrompen filantropie - goedwilligheid, medelyden, aalmoezen, enz. - dit alles komt niet te pas. In gezonden zin is filantropie identisch met rechtvaardigheid. Niet meer, niet minder.
De rechtvaardigheid schryft voor dat er goed onderwys worde gegeven, en dat dit zo laag mogelyk worde betaald. By mangel aan 't eerste zou de mens verwilderen. Wie 't andere uit het oog verloor, zou oneerlyk omgaan met de gelden der bevolking. Een fout die nooit begaan wordt, gelyk uit die pensioenstaten duidelyk te zien is.
[*]
Ik nodig de Volksvertegenwoordiging uit zich deze staten te doen voorleggen, en de dagbladen daarop aan te dringen. Men zal verbaasd staan, vooral door vergelyking met het stuk van den heer Hemkes!
(1871, 1874; ontbreekt in 1876)
Ik vraag alzo, niet of de onderwyzer een aangenaam leven heeft, maar of 't leven dat hy leidt hem in staat stelt het goede onderwys te geven waaraan wy behoefte hebben?
Het is myn bedoeling geenszins hiermede te insinueren dat nu deze of gene onderwyzer uit nydigheid een tydvak van de Ge-schiedenis zal overslaan, onder voorgeven dat z'n salaris hem niet toelaat de zaken kompleet te leveren. Ik bedoel niet dat er 'n zeeheld of jaartal meer zal gedoceerd worden voor 'n paar procent verhoging van tractement. Ik vraag niet naar de hoeveelheid kennis die er voor dat knechtsloon kan worden meegedeeld, ik vraag naar de wyze waarop dit geschiedt, wanneer de leraar gebukt gaat onder al te drukkende zorgen? Ook hy is artist, of behoort dat te zyn. Zyn vak behoort tot de humaniora. Zyn beroep is of moet wezen: humaniserend. Welnu, men onthumanisere dan hemzelf niet.
Gaat de karig bezoldigde onderwyzer voort goed onderwys te geven - ik betwyfel hiervan de mogelykheid, en bovenal de frekwentie - dan schenkt hy 'n aalmoes aan den Staat, die wy eershalve niet mogen aannemen. Doch ook zonder eer, waarom moet juist de dorpsonderwyzer uitsluitend worden belast met het beweldadigen van de natie? Als de Regering haar dienaren wil verheffen tot weldoeners, hebben allen gelyke aanspraak op die onderscheiding. En waarom dan niet nog 'n weinig verder gegaan, en 't onderwys uitbesteed aan den meestbiedende?
O schone toekomst! De tyd nadert dat wy de renten onzer schuld - en de pensioenen! - betalen kunnen uit de opbrengst van de veredelings-passie. Ministers en Indische fortuinmakers gaan voor, dat spreekt vanzelf, en dan zal de boerenjeugd...