Ideën, vierde bundel
953.
Hoe ik wist, dat denken een steun oplevert in tegenspoed? Dit had misschien de man van den citroen ons kunnen zeggen, als men hem niet doodgenezen had.
Misschien evenwel kunnen wyzelf deze vraag beantwoorden. Wel zeker! Is 't zo vreemd, dat we by brand of schipbreuk het kostbaarste trachten te redden? Is het denkvermogen niet het duurste wat wy bezitten? De mogelykheid bestaat dat ik door denken een koninkryk verover - by wyze van spreken, want dit is in de eeuw der parlementziekte zo 'n byzonder aanlokkelyk plan niet - maar geen verslonsd denkvermogen of bedorven ziel is met tien koninkryken te herstellen. De kans dat ik Keizer word van Insulinde - gesteld dat m'n ambitie van dezen aard was - is groter, dan dat Van Twist zou veranderen in een eerlyk man, of dat de goede trouw terugkeert in Nederland.
In de noot op 268, die ik zo-even aanhaalde, gaf ik een paar manieren op, waardoor we ons denkvermogen kunnen onderhouden, opscherpen en - by wyze van spreken - volmaken. Doch ik erken dat niet ieder in dit opzicht dezelfde behoeften heeft. Wat den een dient, kan den ander schaden. Voor my zyn cyfers van uitstekende werking. Ook daarvan kan een fyn beoordelaar de sporen in m'n arbeid vinden. Ik weet niet welke beschuldiging my meer grieven zou: dat ik niet stipt redeneerde, of: dat ik geen gevoel had. Juister gezegd, die beide dingen zyn my een. Een slecht rekenaar komt me barbaars, onmenselyk voor. Hy gaat immers ruw om met het gedeelte van zichzelf, dat hem van dieren en wilden heet te onderscheiden. En een booswicht maakt op my den indruk van 2 × 2 = 5. Ik wend me vies van hem af.