Ideën, derde bundel
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
826.
Godsdienst is dus in den hoogsten graad onzedelyk, en het zal wel hieruit voortvloeien dat z'n invloed op het goed-zyn zo gering blyft, of... juister, geheel negatief werkt. Men wist met vuilen doek geen smetten af. Het gehele stelsel der goddienery brengt de fouten voort, welker uitroeiing zyn taak heet te zyn. Gevoel van mensenwaarde wordt als eerste conditio sine qua non van verzoeningsgezindheid des Scheppers, geknakt. Zelfverwyt, morele kastyding, neergebogenheid, stelt men in de plaats van 't edel streven naar kracht, vryheid, geluk. Het eeuwig aanbidden en flikflooien van 'n ‘Vader in den Hemel’ - die N.B. de moeite niet nam zich aan z'n kinderen te openbaren - maakt ons tot laaghartige vleiers, tot gluiperds en huichelaars.
Ik neem dit laatste woord niet in gewonen zin, en bedoel dus hier de Tartuffes niet. Neen, ik spreek nu van hen die inderdaad geloven. Een Tartuffe bedriegt hoogstens 'n paar stumperds die bot genoeg zyn zich zeer grof te laten foppen, maar de oprechte gelovers spelen den Tartuffe tegen hun eigen God. En God moet dit sedert lang weten. Hy zal toch niet dommer wezen dan Molières Orgon? Me dunkt, ik hoor hem mompelen, by 't aanhoren van 'n goed gestileerd zelfvernederend gebed: ‘o jy kleine vleier... ik zie waar je heen wilt, je legt het aan op 'n stukje van m'n zaligheid’!
Als ik God was, zou 'k 'n hekel hebben aan de vromen, en nooit iemand zalig maken die met 'n beetje deugd en veel sollicitatie daarnaar gedongen had.