Ideën, derde bundel
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
819.
Na 804 was ik moe van wyshedens. Ik had lust in afwisseling. Misschien ook zocht ik aanleiding tot de volgende opmerkingen, bydragen tot Vrye Studie op aesthetisch gebied.
In ons oordeel over 'n voortbrengsel van kunst hechten wy gewoonlyk te veel waarde aan de soort waaronder men het - al te konventioneel soms - rangschikt, en te weinig aan de wyze van uitvoering. Een veldslag moge ons belangryker voorkomen dan de stoffage van 'n binnenkamer, hieruit volgt geenszins dat de bataille-schilder, als zodanig boven den beoefenaar van 't genre staat. Deze opvatting zou overeenkomen met de vals-poëtische mening dat de sterrenkundige verheven is boven den mineraloog of chemist. Het zyn is altyd even belangryk, en de studie daarvan even eerwaardig, onverschillig welken rang 't behandeld voorwerp inneemt in onze schatting.
Het gebied van de Kunst is een republiek, waarin 't verschil van bedryf geen onderscheid van stand meebrengt. De waarde der burgers wordt bepaald door de wyze waarop zy dat bedryf uitoefenen.
Dit laatste - altyd in verband met 30 - houd ik voor hoofdzaak. Indien het evenwel kon te pas komen den kunstenaar hoger of lageren rang aan te wyzen volgens de soort der kunst die hy beoefent, zou de paradox verdedigbaar zyn dat het mindere boven het meerdere staat. Wie met weinig of onbeduidende gegevens een indruk teweeg brengt, gelykstaande met dien waartoe anderen legioenen strydende, vallende, juichende beeldjes nodig hebben, moest ter aanvulling van 't ontbrekende zoveel meer ziel uitgeven als er aan 't gewicht van de behandelde onderwerpen te kort kwam. Myn likdoorn-historie kost my minstens zoveel als de pedante nummers.
Misschien zou men een Horace Vernet die op kunst-triomf boogt, kunnen antwoorden: ik geloof het gaarne... gy hebt altyd hele legers die u bystaan.
Toch neem ik die paradox niet in bescherming, en doelde daarop slechts om de onrechtvaardigheid van 'n stipt-tegenoverge-
*
stelde mening te doen in 't oog vallen. Het verdedigen der voorwaardelyke verdienste van kunstvoortbrengselen die zich op zogenaamd lager terrein bewegen, zou al zeer spoedig leiden tot het ónvoorwaardelyk kiezen van zodanig terrein, om zinledige opvatting en gebrekkige uitvoering te verschonen. De eenvoudigheid of armoede van de ter behandeling gekozen gegevens mag evenmin ter verontschuldiging van plichtverzuim dienen, als het tegendeel. Vernet heeft geen recht zich te beroepen op de moeilykheid om zoveel kavallerie behoorlyk te stallen op z'n doek. 't Stond aan hém, 'n paar eskadrons af te danken. Anderen weer mogen niet klagen over de soberheid van hun données. Ze hadden hun slapende keukenmeid 'n paar kameraadjes kunnen geven, en ook het traditionele ‘bos wortelen’ was vatbaar voor vermenigvuldiging, zonder de minste verkwisting van vernuft. Ik moet ook hier alzo waarschuwen tegen de hebbelykheid om uit algemene stellingen juist het éne byzondere aan te grypen dat tot verkeerde toepassing leiden kan. Het ware anders te vrezen dat we al zeer spoedig dat lage hoorden aanvoeren als vrybrief voor zinledige opvatting of slordige behandeling, en we liepen aldra gevaar, de ons uit 'n vorig nummer enigszins bekende ‘één heer met één hond en één haas’ te zien gelyken op 'n vrouw met kat en hagedis, onder voorwendsel dat de afwezigheid van zware kavallerie verschoning meebrengt voor de grofste achteloosheid.