Ideën, zesde bundel
1110.
Holsma hád zich geoefend, en zag Wouter zeer vriendelyk aan.
Och, 't deed den jongen zo goed! Naar de uitdrukking te oordelen die hy op de gezichten der anderen waarnam, meende hy 'n domheid gezegd te hebben. Dit nu was onjuist. Hy had juist dóór en in z'n onwetendheid, bewys gegeven van intelligentie.
Oom Sybrand had zich inderdaad versproken. En dit stemde hy toe. Juist was er in die dagen - d.i. niet in die dagen, want m'n chronologie is allerverwardst - te Amsterdam iets gebeurd, dat hem aanleiding gaf tot de toelichting: waarom men de ‘massa’ niet zozeer dom noemen mocht, als... als... ja wat?
Er was 'n verandering gebracht in 't belastingstelsel. Zeker bedrag dat vroeger, in evenredigheid met de huurwaarde der percelen, werd geheven van de bewoners, zou voortaan worden ingevorderd van de eigenaars. In zulke van verregaande oppervlakkigheid getuigende maatregelen openbaarde zich ten-allentyde zeker soort van Staathuishoudkunde en Philantropie. 't Moest betekenen: we willen den druk laten neerkomen op bezitters, niet op de minderbedeelden.
Ik gis dat de bezitters zo vry zullen geweest zyn de te betalen belasting, plus 'n beetje winst, op den huurprys te leggen. Lood om oud yzer.
Doch niet hierover wil ik spreken. De maatregel was óf zonder gewicht, óf moest beschouwd worden als te zyn genomen in 't belang der armen. Dit laatste denkbeeld was heersend. De eigenaars van kleine huizen achtten zich in hun belangen gekrenkt. Wie gebruikten zy nu om hun wrevel bot te vieren? De vermeend-bevoorrechten! Het ‘gemene volk’ doorliep, met stokken gewapend, de straten, en verbrandde de meubelen die uit de woningen der eigenaars waren gehaald om op de markt te worden verkocht ter kwyting van de belasting. Het wierp de ‘dienders’ te water, mishandelde de ‘veteranen’ die te-dier-tyd Amsterdam tot garnizoen dienden, en pleegde allerlei baldadigheid van de gebruikelyke soort.
Dom! Zo schynt het. En zeker getuigt het niet van byzondere intelligentie, wanneer men z'n wrok lucht geeft - en op die wys! - tegen een maatregel die naar 't gevoelen van de oproermakers zelf in hun eigen belang genomen was.
Kan men nu aannemen dat er onder al dit volkje niemand was die de verkeerdheid van deze handelwys zou kunnen begrypen? Immers neen. En dan toch alleen zou de beschuldiging van domheid op die menigte van toepassing geweest zyn. Ieder op-zichzelf was verstandig genoeg om de zaak juist te beoordelen. Met hun allen echter sloegen ze zonder de minste geldige reden den boel stuk.
De oorzaak van deze schynbare anomalie ligt hierin, dat men de intelligentiën der individuen niet kan optellen. (4-9) Vergaderingen, kollegiën, samenscholingen, benden, worden altyd geregeerd door iets anders dan de Rede. Met hun allen weten ze niet, wat ieder-voor-zich wél weet. Men hun allen begrypen ze niet, wat ieder-voor-zich wél begrypt. Met hun allen hebben ze niet, wat ieder-voor-zich wél bezit: een Ziel.
Wie de ‘massa’ van 't Volk dom noemt, begaat de onnauwkeurigheid die er liggen zou in de mening dat vyf beminnelyk is, of lucht driehoekig. De ‘massa’ als zodanig, denkt niet, en kan dus niet verkeerd denken. Ze wordt in zekere richting gestuwd, of blyft geketend liggen, naarmate dit door individuen begeerd, of door 'n samenloop van omstandigheden te-weeg gebracht wordt. Haar hoofdeigenschap, in stilstand en beweging beide, is: traagheid.
Wouter had schik van z'n vraag, waarop Holsma nagenoeg in den geest van 't bovenstaande antwoordde.
Toch bleef hy verdrietig over z'n onkunde, en hy nam zich voor, meer te leren.