Ideën, vierde bundel
952.
De kakelaars over nederigheid - 'n leugen immer! - mogen vreemd opzien van m'n zelfverheffenden toon, huns ondanks echter zullen ze voelen dat er verschil is tussen lege opgeblazenheid, en de rechtmatige trots van wie zich staande hield onder veel leed. Voelen zy dit niet, dan ligt de schuld aan hen, en dit levert my een reden te meer, my hoger te stellen. Bovendien, ik moest en moet dit doen. Hieruit alleen immers putte ik de kracht om staande te blyven, en ik vertoon alzo aan de weinige jongeren die waard zyn te lyden wat ik leed, myn hoogmoed als 'n les. Doch deze les zou nadelig werken door onvolledigheid, indien ik my niet haastte het zeer specifieke middel te noemen, waardoor alleen die hoogmoed wordt gerechtvaardigd, en dat de werking daarvan nuttig maakt. Dit middel is: denken. Wie denkt, kan niet verloren gaan. Wie denkt, overwint.
Ekonomisch omgaan met de werktuigen die we hiertoe nodig hebben, is hoofdzaak. Het verband tussen nauwgezet denken, en de kracht om de vilenie der wereld te weerstaan, ga ik nu voorby. Het zy voldoende, daaromtrent te verwyzen naar de verhandeling over Vrye Studie, in den vorigen bundel, naar de noot op 268, naar 't hoofdstuk Tableau in Millioenenstudiën en eigenlyk naar al m'n werken. Een aandachtig lezer zal overal blyken vinden van liefde tot stiptheid, en hoe ik hierin voornamelyk kracht zocht om smart te dragen. Vanhier dan ook het gedurig aandringen op ‘juistheid van uitdrukking’, op nauwkeurigheid in 't ‘bepalen’.