Ideën, derde bundel
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
811.
En daarom maakte ik, ten einde iets van Adèle te weten, kennis met Mr Henri en Mr Auguste.
't Waren beste jongens. Nadat we elkaar verteld hadden hoe vol de tuin was, dat het straks nog voller, en 'n paar uur later weer leeg worden zou, bracht ik het onderwerp op...
- Cette dame là-bas... vous la connaissez?
- Mais si! Elle est ma cliente.
Ah, begreep ik, Mr Auguste is advokaat. Henri, iets jonger, zal nog student zyn.
- Elle est bonne fille... très bonne fille, verzekerde deze.
Ik vond die lofspraak enigszins vreemd, om den titel dien ik Adèle had horen geven.
- Elle est marquise? vraagde ik.
- C'est égal... elle est bonne fille! riep Auguste...
Dit ‘c'est égal!’ vond ik prachtig. We zwommen hier en pleine démocratie, naar 't scheen. Markiezin, hertogin, koningin, werelddeel, zon... alles gekheid, stof en as! Zy is bonne fille! Dat 's wat ánders!
Ik maakte een buiging in myn binnenste voor dien Auguste, en vergaf hem 'n ogenblik den onnodigen neusknyper die hem zo lelyk stond. Ik die veelal te hoog gryp - men zoeke hierin niet de minste boze toespeling noch op de lezers van 't Noorden noch op de lyders van andere kranten - ik had by dien Auguste te laag getast. Myn schelvis vertoonde zich ditmaal heel onverwacht als Leviathan, en m'n ziel liep gevaar zich te verslikken aan 'n al te groot brok psychologische lekkerny.
Ik begon my thuis te voelen op de markt, en wenste myzelf geluk ditmaal niet myn keukenmeid gezonden te hebben.
Uit schaamte over myn vergissing hield ik als boete een langdradige verhandeling over het goede... of wou dit doen. Auguste viel my in de rede met een verhaal van wat Adèle gedaan had voor 't gezin van een verongelukten huurkoetsier. Hy scheen my te willen straffen voor al de gemeenplaatsen die ik gereed maakte voor m'n oratie. En gelukkig! Wie weet of ze niet wa-ren uitgelopen in de fadaise van 'n kongressig: liberrté, égalité, fraterrnité? God bewaar ons!
Adèle had voor alles gezorgd. Ze had gewaakt by de arme weduw die ziek was, ze had de kinderen kleren en voedsel gegeven, een garde-malade gehuurd, geneeskundige hulp verschaft, een luiermand besteld. In haar hotel...
‘Dus toch... géén gemeen schepsel?’
Lezer, oordeelt ge nu zo, omdat Auguste van haar ‘hotel’ sprak? Och, 't doet er zo weinig toe hoe 't ding heet waarin men z'n verblyf houdt. Zelfs in nederige hutjes op de hei vindt men deugnieten, en ik heb een braaf man gekend die twee portecochères aan z'n huis had. Hy was wagenverhuurder. Sla eens Jozua ii en vi op, en lees aandachtig. Uit die hoofdstukken kunt ge leren dat men als 'n hagedis op een muur wonen kan, en toch welgevallig zyn aan... heren, en zelfs aan den ‘Heer’.
Wat meer betekent dan Adèle's hotel, was dat ze in dat huis kamers tot ontvangst der drie jongste kinderen van de weduw had laten inrichten. Thérèse zou die wassen, kammen en zoet houden. Ze had er expres een nieuw gebedenboek voor gekocht, omdat het hare versleten was.
Intussen danste zy met Mr Jules, haar cavalier van onlangs. Met den onmetelyken sleep van haar kleed speelde zy weer de staartster. Ook de centraalzon Adèle schitterde vreselyk. Op de plaats die zy zittende besloeg, had Dido wel drie Karthago's met voorsteden kunnen bouwen. Wat den meteoor aangaat, hy stond achter haar, en knabbelde op 'n stukje suiker.
- Oui, elle est très bonne fille, bevestigde Henri nogmaals, na Auguste's verhaal. Voulez-vous faire sa connaissance?
Niet voor ik van den bok val, dacht ik. En ik bedankte, onder voorwendsel dat ik als vreemdeling niet gaarne veel betrekkingen aanknoopte. De waarheid was dat ik vrees voelde voor al haar kleren. Men vertoont zich zo mager naast zo'n ballon. En my hinderde die opgeblazenheid nog meer dan ze anderen kan gestuit hebben, omdat ik haar in de gedaante van 'n uitroepingsteken gezien had.
- Comme vous voulez. Auguste vous présenterait... elle est sa cliente.
- Oui, elle est ma meilleure cliente.
Met bliksemsnelheid maakte ik den inventaris van al de landgoederen waarover Adèle gedurig in proces lag. Ik telde de markizaten by dozynen, de heerlykheden by honderden. En waarom zouden er, wel beschouwd, ook niet 'n paar hertogdommen en litige kunnen liggen? De buiging van Auguste, toen Adèle ons tafeltje voorby sleepte, was er diep genoeg toe. 't Is toch onvoorzichtig van zo'n dame, zulke gewichtige belangen toe te vertrouwen aan een zo jeugdig man. Want, dacht ik, al zy nu die Auguste een ware fort-en-thème, 't is onmogelyk dat hy de nodige ondervinding opdeed. En de jeugd is lichtzinnig. Bovendien, zyn tegenwoordigheid op die plaats waar hy stamgast bleek te zyn... 't is waar ook, wat deed dáár een Marquise?
‘Juist! Want indien ze dan toch werkelyk géén gemeen schepsel was...’
Nietwaar?
‘En als die Auguste tot den deftigen stand behoorde...’
Precies! Als... maar hoe weet gy dit?
‘Ge zeidet dat hy advokaat was...’
Ja... de zuivere waarheid!
‘Dus... géén gemene troep?’
Lezer, gy verdient uw eigen viskoper te zyn.
Maar ik was nog niet zo geheel zeker van de zaak. Ik moest weten waarom Auguste...
- Vous fréquentez ordinairement cet endroit? vroeg ik.
- Oui, ça m'amuse de voir le monde.
Dit kwam me zo gek niet voor. Ik antwoordde dat ook ik my toelegde op menskunde, en alle gelegenheden aangreep om me daarin te volmaken. De verhandeling waaraan ik me by deze gelegenheid wou overgeven, werd afgebroken door Abbas, die namens zyn meesteres Auguste kwam roepen.
Deze ging terstond tot haar, met 'n zèle die Talleyrand zou afgekeurd hebben. Ik zag hoe hy met den hoed in de hand voor Adèle stond, en hoorde dat hy van haar weggaande, zeide:
- Sans faute, Madame!
Ze scheen hem iets opgedragen te hebben. Dit wás zo.
- Elle m'a invité de venir la voir chez elle, demain matin. J'irai! Parole d'honneur, j'irai!
Men zal haar weer 'n hertogdom ontfutseld hebben, dacht ik, en die goeie Auguste moet haar dat terug-chicaneren. Met Recht alleen komt men niet ver. Dat snuffelen in oude familie-papieren is dikwyls interessant, en als men er dan in slaagt, door yver, kunde, scherpzinnigheid...
- Vous ne sauriez croire comme elle a le pied sec, zei Auguste. Ik wil 'n lezer van 't ‘Noorden’ worden, als ik 'n jota van die ontboezeming begreep. Zou ik verkeerd verstaan hebben? dacht ik. Of gebruikt hy misschien een terme de palais die my onbekend is?
Ik hield me voorlopig alsof ik 't met hem eens was, en antwoordde:
- Cela se voit bien.
- N'est ce pas? Le jarret d'acier... la cheville pas plus grosse que voici...
En hy omspande z'n pols.
Dat vond ik nu wel bovenmenselyk mooi, maar ik begreep nog altyd niet hoe die verheven eigenschappen Adèle konden te pas komen by het terug-eisen van de ontstolen hertogdommen? Ik voelde neiging haar te waarschuwen tegen de lichtzinnigheid van haar advokaat, en aan te raden een raadsman van ryper leeftyd te zoeken.
- Je vous jure que sans être bien casée comme elle est, elle pourrait faire son chemin comme danseuse.
- Ma foi, je le crois bien. Mais... il me semble que ce n'est pas une raison de négliger sa position actuelle, bracht ik bedeesd in 't midden.
- Du tout, du tout! Moi aussi, j'aime le solide...
Er viel my 'n steen van 't hart.
- Je lui ai conseillé de faire des économies...
Hoe langer hoe beter. Die Auguste was zo dom niet...
- Car enfin... on ne saurait prévoir...
Juist, zei ik, en hield geen verhandeling over de wisselvalligheid van al het aardse, omdat zulke dingen zo afgezaagd zyn. In plaats daarvan maakte ik de opmerking dat het vreemd was, zo'n uitstekende danseres den gansen avond als op haar stoel vastgeplakt te zien. Was ze bevreesd dat haar Karthago's kou vatten zouden? Of bleef ze zitten uit bescheidenheid? Duchtte zy misschien dat de middelpuntschuwende kracht van haar on-metelyk kleed, in draaiende beweging gebracht, het publiek zou wegzwepen uit den tuin?
Zó zal 't wezen, dacht ik. Ze is ‘bonne fille’ en wil 't vermaak niet storen.
Om zekerheid te hebben, vroeg ik Auguste, waarom z'n kliënte niet danste?
- Mais... c'est précisément pour cela qu'elle m'a fait prier de passer chez elle, demain matin de bonne heure. Elle ne danse pas, parce qu'il y a... empêchement.
En hy mompelde iets over nyd.
Volgens myn vaste gewoonte begreep ik nu alles. De jongelieden in den tuin waren ontstoken in woedende yverzucht. Niets natuurlyker. Ieder haakte even vurig naar 't bezit van Adèle met al haar hertogdommen en processen. Er was twist ontstaan. Men had elkander uitgedaagd. Er zou bloed vloeien. De zachtmoedige Adéle, ‘bonne fille’ als altyd, wilde dit voorkomen. Zy peinsde op middelen om allen tevreden te stellen, en intussen besloot zy niemand te bevoorrechten. Om den wille van den lieven vrede bleef ze zitten voortbroeien op Karthago, van Dido af tot Hannibal inkluis, en intussen riep ze haar raadsman, die z'n invloed zou aanwenden om de hele zaak in der minne by te leggen. Niets was duidelyker dan dit alles. Wel vreemd dat ik dit niet terstond begrepen had! Ik beloofde myzelf beterschap, en nam me voor, 't eerste probleem 't beste, dat zich verstouten zou my in den weg te treden, door te hakken als 'n rotten appel. Om reeds nu Auguste te doen gevoelen dat ik het gewicht van de hem opgedragen taak ten volle besefte, bedacht ik enige frasen over yverzucht, jalousie, enz.
- Ja, zeide ik, nyd is een vreselyk ding... livor edax...
- Elle dansera!
- 't Is te hopen, antwoordde ik, en verzweeg myn bekommering over 't lot van Hannibal, omdat ik een tirade plaatsen wilde over Eris en den Trojaansen oorlog.
- Je vous jure qu'elle dansera... je la ferai danser!
- Als 't maar geen bloed kost...
- C'est mon affaire!
Ik raadde hem aan, met beleid te werk te gaan. Een allergoedkoopst raadje, dat hy toch niet versmaadde, naar 't scheen. ‘Want’ zeide hy:
- En fait d'envies, m'sieur, les émollients avant tout!
Ach, zuchtte ik, als Menelaus er ook maar zo over gedacht had! Met 'n zoet lyntje had hy z'n vrouw wel weer thuis gekregen. Wat al ongelukken zouden voorkomen zyn...
- C'est égal... elle dansera! Pas plus tard que demain soir... parole d'honneur! Elle dansera! C'est moi qui le dis!
Hy scheen driftig te worden.
- Wees bedaard, zei ik. Een imperatief, waarmee Hollanders gewoon zyn kalme mensen driftig, en driftige mensen dol te maken.
Nu, dol werd Auguste niet. Ik denk dat hy geen acht had geslagen op m'n irritant hollandisme. Met ernst en waardigheid dronk hy z'n zoveelste glas Vermouth...
Vermouth en Absinth, lezer, zyn de twee vloeibare pesten, die in Frankryk met goed succes de rol van onzen jenever vervullen. ‘Ah... Mr Auguste was beschonken! Tóch 'n gemene troep dus?’ We zullen zien, lezer. Dronken was Auguste niet, want hy bestelde nog een glas Vermouth. Dat zoud-i immers niet gedaan hebben, als hy reeds te veel gebruikt had?
‘In uw plaats ware ik opgestaan, en had de relatie afgebroken.’ Al wat gy zoudt gedaan hebben, lezer, is hierom reeds niet wélgedaan... omdat ge 't niet gedaan hebt. Bedenk dat ge dan ook niet waart te weten gekomen wie Adèle was, of wát ze was. Ge zoudt dan bovendien dit nummer van m'n Ideeën niet geschreven hebben. Zo is er meer dat ge niet gedaan hebt.
Toch scheen de Vermouth vry sterk. Auguste sloeg op de tafel.
- Je vous dis qu'elle dansera... n'est-ce pas, Henri?
- Comme une sauterelle, verzekerde deze.
- Maar hoe zult ge dat dan aanleggen? vroeg ik. Ze kan toch maar één gelukkig maken, en al die anderen zullen...
M'n fantasie sloeg 'n verdeling van Adèle's domeinen voor. Met vlugheid pastte ik daarop het tiendelig stelsel toe. Tien heerlykheden maken een graafschap, tien graafschappen een hertogdom. Tien hertogdommen... zou ze inderdaad 'n Koningin zyn? En hoe dan met de verdere splitsing? Haar kleed was deelbaar, dat had ik in 't koetshuis gezien. Maar 't weinig je mens dat er in zat?
- Toute bonne fille qu'elle est, zeide ik, elle ne saurait contenter tout le monde.
- Si, si! Quand elle danse, vous verrez. Elle est de force a éreinter tout un régiment...
- Diable!
- Pourvu qu'elle danse, je serai content.
Een rechte advokaat! 't Scheelde hem weinig wat de gevolgen waren, indien slechts hy, door 't voorlopig byleggen van de zaak 'n goeden naam kreeg als raadsman. Pereat mundus, mits hy...
- L'humanité, m'sieur... aldus begon ik een zeer schone verhandeling, die ik niet verder kon voortzetten, omdat Auguste zelf nu op eenmaal veelsprekend werd. Het woord humanité had hem op den weg gebracht. Later speet het me dat ik niet liever iets gezegd had met 'n paar rollende r's er in. Nu bepaalde hy zich slechts by menselyke dingen. Van Adèle's toekomst die, naar hy betuigde, verzekerd was als ze maar altyd zyn raad wou aannemen, sprong hy op de politiek. Democratie was het ware, en de rode republiek zyn ideaal. De standen... bah! Diplomen... gekheid!
Ik vernam nu - en ditmaal was ik 't, in weerwil van den Vermouth, vrywel met Auguste eens - dat diplomaten, ministers, koningen, en zulke personen aan wie de zorg voor 't geluk der volkeren in zekere maat is opgedragen, gewoonlyk niet op de hoogte staan van hun roeping. En ook in andere vakken...
Nu komen de advocaten aan de beurt, dacht ik. Maar Auguste sloeg die over, waarschynlyk om zich te vrywaren tegen de verdenking van broodnyd.
Ook in andere vakken, beweerde hy, heerste de kwakzalvery op schromelyke wyze. In de geneeskunde bedriegen de gediplomeerden het publiek met dokters-bullen en akademische getuigschriften, met 'n verwaand neerzien op den man van ondervinding, van praktyk...
Stout gesproken voor zo'n jong mens!
- Ils méprisent l'expérience, le savoir-faire d'un homme qui sait guérir sans leur foutu grec et latin...
Dat is een onafhankelyk idee, dacht ik, voor iemand die opgebracht is by rosa, rosae. Ik knikte goedkeurend.
- Monsieur me comprend parfaitement, verklaarde Auguste aan Henri, op 'n toon alsof hy zeer in z'n schik was eens eindelyk iemand te hebben gevonden, die op de hoogte stond van zyn verheven wereldbeschouwing. En:
- Garçon... un Vermouth!
‘Een gemene troep! Ik ware opgestaan.’
Ik geloof het niet, lezer. Dan zoudt ge ook nu dit blaadje neerleggen, dat ge toch uitleest, nietwaar?