Ideën, eerste bundel
181.
Wat hebt gy gemaakt van de wereld, o christenen? Ik wend het oog af van uw walglyke Historie... die gy hebt omgeknoeid bovendien: ad maiorem Dei gloriam. Dien Constantyn noemt ge groot, en de rest is even waar als die grootheid. Ik wend het oog af van de Geschiedenis, om het te richten op iets wat ge niet verdraaien, niets verkerkvaderen kunt, op uw huisgezinnen, op uw vrouwen, op uw dochters. Wat hebt ge dáárvan gemaakt. Wat hebt ge gemaakt van de vrouw?
Om u staande te houden op een door 't recht van den sterkste veroverd standpunt, maakt ge dagelyks uw vrouwen tot huishoudwerktuigen of erger, en uw dochters tot Kaspar Hausers, tot Javanen. Ik erken dat gy uw vrouwen nog slechter behandelt dan uw bybel voorschryft, en dat niet alles wat er valt aan te merken op den vernederden toestand der vrouw, te wyten is aan Mozaïsche of Apostolische voorschriften. Nergens lees ik: ‘laat uw vrouw dom blyven’ of: ‘zorg dat uw dochters geen begeerte scheppen uit wetenschap.’ Maar er staat toch: ‘gy vrouwen, weest uw mannen onderdanig.’ En eenmaal die onderdanigheid aannemende, volgt de rest vanzelf. Zolang in Z. Amerika de slaverny bestaat, zólang zullen ook natuurlykerwyze de slavenhouders hun slaven 't lezen verbieden. 't Voorschrift van onderdanigheid wettigt tevens de alleen mogelyke middelen waardoor ze kan gehandhaafd worden.
Dit immers staat er, dat de vrouwen onderdanig moeten zyn. Tot hoeverre? Waar is de grens? Dát staat er niet, er wordt niet gesproken van grens. De apostel laat het over aan de discretie van de heren.
En al ware dit zo niet. Bezie eens goed die heren der schepping, de mannen. Ga ze na in die discretie, in hun nietig streven, in hun bekrompenheid, in hun onkunde, hun lafhartigheid... en vraag uzelf, of 't oorbaar is en rechtvaardig, dat de andere helft van 't mensdom zo maar voetstoots moet onderdanig wezen aan díe helft?
De eis der mannen op dit stuk, toont reeds dat die vordering ongegrond is. Om heer te zyn in 't zedelyke, behoorde men te beginnen met het begrypen van rechtvaardigheid, en 't is ónrechtvaardig de vrouw, als zodanig, te stellen beneden den man. Verbeeld u, Cornelia, Sappho, Charlotte Corday, De Staël, Beecher-Stowe, onder den eersten den besten kwajongen!
Maar wie moet dán heersen? 't Antwoord is zeer eenvoudig: er wordt niet geheerst.
- Goed, maar... wie behoort het meest invloed te hebben?
- Wel... die 't verdient.
- Nog eens goed, maar... wie verdient het?
- Wie 't meest ontwikkeld is als mens. De geslachtsdelen hebben hiermee evenmin te maken als de kleur van 't haar.
- Maar... als hy ofzy die 't mees tontwikkeldis als mens, niet slaagt in 't verkrygen van den invloed die hem of haar zou toekomen?
- Dan twyfel ik aan die meerdere ontwikkeling, en raad hem of haar ernstig aan, zich verder te ontwikkelen.