Ideën, vierde bundel
948.
En hoeveel andere vakken had ik kunnen kiezen, met redelyke hoop op goeden uitslag! Ik heb kooplieden gekend, die se-dert twintig jaar handel dreven, en nog niet ryk waren. 't Is waar dat ze voor den handel waren opgeleid, en alzo...
Geld winnen óm geld te winnen, komt me niet zo aanlokkelyk voor. En 't zou my moeite gekost hebben me daarop toe te leggen. Doch áls ik 't gedaan had, geloof ik te hebben kunnen slagen in enigszins korteren tyd dan de mannen van 't vak.
Hoe dit zy, na 't verlaten van Lebak, onthield ik my van keuze. Ik spande my in om niet te sterven. Dit was alles. Overigens wachtte ik op Recht. Maar zeker zou ik gekozen hebben, wanneer Nederland niet, na den Havelaar, my bedrogen had met allerlei leugens:
‘Christelyke Natie, Nederlandse Natie, edele Natie, zult gy dulden...’ enz.
Nu ja, die christelyke natie, die nederlandse natie duldde het, duldt het, zal 't blyven dulden. C'est acquis.
Wanneer ze nu maar met haar edele nederlandse christelykheid had kunnen overeenbrengen my te waarschuwen! Ik had dan intyds my op een van al die vakken kunnen toeleggen. Maar jammer genoeg, ik koos niet, en benoemde my tot expektant. Thans, nu ik weet wat er te denken valt van ons nationaal rechtsgevoel, komt my de naïveteit van m'n hoop enigszins... dom voor, en ik voel behoefte my te verontschuldigen, zowel in m'n eigen oog, als by de velen die de kaart van 't land beter kennende, waarschynlyk zo'n domheid niet hadden begaan. Men wete dan, dat de middelen die er sedert zestien jaar werden aangewend om my te bedriegen, talloos zyn. Ik kan de ‘vrienden’ niet tellen, die me met gehuichelde belangstelling overhaalden weer moed te vatten, en me door middel van allerlei praatjes den kostbaren tyd uit de hand stalen. De vermelding van alle pogingen, plannen, ontwerpen ‘om den edelen Havelaar recht te doen’ zou boekdelen vullen:
‘Ge hebt nu zó lang gewacht en geleden met geduld, bederf toch ditmaal de schone zaak die ge voorstaat, niet door overyling. Er zál recht geschieden!’
En ik wachtte.
Er waren er, die me slechts weken kostten. Anderen hielden my maanden aan den angel. De som van die maanden en weken bedraagt zestien jaren!
Eerst zeer onlangs besloot ik, alle pogingen om Nederland te bewegen tot iets eerlyks, op te geven.
En daar ik alzo de hand vry kreeg om 'n beroep te kiezen, nam ik me voor, my toe te leggen op 't schryven van boeken. Ik doe 't ongaarne, ik doe 't met weerzin, maar 't is noodzakelyk.
Daar er reeds veel boekdelen van my verschenen, zal 't velen vreemd voorkomen, nu eerst van myzelf deze verklaring te vernemen. Ze meenden dat ik sedert lang reeds schryver was. De weinigen die goed lezen, weten beter.
Nu ik eenmaal dit besluit genomen heb, is 't plicht m'n waren verkoopbaar te maken. En zie, ik - vakman nu, collega van... vul maar in, lezer! - zoekende naar 't middel om dit doel te bereiken, moet raad vragen aan myzelf, en modellen zoeken uit de dagen toen ik nog niet by 't ‘vak’ was ingelyfd. De ‘deskundige’ van heden, zoekt onderricht by den dilettant van zes, acht, tien jaren geleden.
In 't eerste boek dat ik - myns ondanks, waarachtig! - aan de pers overgaf, komt de uitdrukking voor: ‘ik wil gelezen worden’. Dit geschiedde dan ook. Toen en heden nog altyd, maakt m'n geschryf opgang. Het weerstaat alle pogingen van zeer verschillenden aard, die werden aangewend om my te smoren, laster en verdachtmaking zowel als 't edele nederlandse doodzwygen. Ja zelfs onbekookte lof, het ergste wat 'n schryver overkomen kan, heeft de vruchten van m'n arbeid niet van de markt kunnen dringen.
Waaraan heb ik dit te danken?
Deze vraag legde ik my ernstig voor, toen ik onlangs bezig was met de correctie, aanvulling en toelichting der twee eerste bundels van m'n Ideeën, waarvan weldra de vyfde druk zal verschynen by den uitgever die ook dezen bundel ter perse legt.
Wat is de oorzaak dat m'n geschryf verkoopbaar is? Dat het geldswaarde heeft? Hierop namelyk komt nu - schande over u, Nederlanders! - de vraag neer. De oorzaak is: dat ik schreef zonder aan dezen eis te denken.
Nu ik eindelyk - na lange weifeling: schande over u, Nederlanders! - besloot te kiezen tussen straatvegen, horlogemaken en andere kostwinningen... nu ik ten laatste, niet uit rechtstreekse voorkeur, maar gedrongen door by-omstandigheden, my tot schryven bepaalde, begreep ik dit ‘vak’ niet voordeliger en praktischer te kunnen uitoefenen, dan door juist denzelfden weg te volgen, die my werd aangewezen door m'n gemoed, toen ik er niet aan dacht dat het ooit m'n vak worden zou. Men zal me dus vergunnen voort te gaan, alsof ik nog altyd geen schryver was.
De voornaamste eigenaardigheid bestond in het achtslaan op m'n eigen indruk, zonder in 't minst naar den smaak van m'n lezers te vragen. Deze smaak is me dan ook eigenlyk vry onbekend. Uit 'n Publiek dat binnen weinig jaren tyds aan m'n werken een vyfden druk bezorgt, en tegelykertyd zich laat vertegenwoordigen door Van Twist - door den man dien ik in deze werken herhaaldelyk, zonder 't minste protest van wien ook, 'n ellendeling noem - uit den smaak van zo'n Publiek is inderdaad niet wys te worden. Hoofdzaak nu voor m'n ‘vak’ is, dat er altyd uitgevers zyn, die my behoorlyk honoreren, en lezers die daartoe - op z'n hollands altyd, d.i. povertjes! - in staat stellen.
Hoe dezen 't maken met de verwerking der inconsequentie dat ze de Van Twisten eren, achten en in 't leven houden, dat ze tevreden zyn met het niet afdoen der Havelaarszaak, en tegelykertyd myn werk toejuichen - sterker nog, kopen en betalen: vyfde druk! - zie, dit is hún zaak. Ik leende dat Publiek niet gaarne de maag van m'n consciëntie. (338)
De belangen van het ‘vak’ brengen alzo mede, dat ik myn indrukken volg. Dit alleen is de opmerking waarmee wy hier te doen hebben.