Ideën, vierde bundel
947.
De twee enige hollandse generaals die sedert eeuwen doorgingen voor enigszins bekwaam, of althans bruikbaar, waren civiele personen. Kraijenhoff was, meen ik, geneesheer, en Daendels 'n wynkoper. Ook de meeste zeehelden, zy althans die door de Vaderlandse-geschiedenisboekjes op den voorgrond worden geplaatst (921), waren niet bedorven door militaire opleiding. Jacob Simonszoon de Ryk was 'n korenkoper. De watergeuzen waren vissers en koopvaardy-matrozen. De Ruyter was, evenals myn vader, ‘schipper van 'n schip, naast God’. Wie deze uitdrukking niet begrypt, kan opheldering vinden in oude cognoscementen. Of zyn ze nog zo?
Wat overigens de ontzenuwende werking aangaat, van de militaire africhtery in weglopen, verwys ik naar m'n Millioenenstudiën waarin dit onderwerp enige keren terloops wordt aangeroerd. Ik zal hierop te zyner tyd met meer uitvoerigheid terugkomen, en zowel op historische als zielkundige gronden aantonen, dat het militarisme een leerschool van lafhartigheid is.