Van Fancy
Ge vraagt opheldering en steelt m'n hart! Opheldering is juist m'n fort. Ik zal terstond aan 't ophelderen gaan. Uw ogen zullen er van schemeren. Ook zonder uw verzoek zou ik dat gedaan hebben daar het m'n vaste gewoonte is altyd alles op te helderen, misschien wel omdat Mama me persoonlyk gezoogd heeft. Die minnen! Allemaal gekheid! Ze brengen dingen in 't bloed en in de hersens die 'r niet in horen. Daar hebt ge nu byv. Jupiter. Van heel deftige afkomst, was-i bestemd de wereld te regeren, of althans 't brokje dat gylieden daarvan kent. Wat gebeurt? Hy zoog aan 'n geit, en wat kwam er van? Hy kreeg 'n langen baard, en werd zo bang als 'n wezel. Hebt ge ooit 'n god zo lamlendig den hemel zien ruimen? We hebben hem hier, maar hy loopt voor spot van de straatjeugd langs den melkweg. De keus van 'n min is van hoog belang, zegt Mama. Ze moet in de eerste plaats van 't vrouwelyk geslacht zyn. En dit is lang nog niet alles.
Als ik verkeerd gezoogd was, zou ik nu verzuimen u behoorlyk te antwoorden op uw verzoek. Ook zou 't er dan verkeerd gaan uitzien met de ophelderingen waarin ik zo byzonder sterk ben. In de eerste plaats, myne heren, droogt uw tranen af.
Vervolgens: lui, pedant, ziekelyk en oud, zegt ge? En hy houdt z'n woord niet? Ja, dat komt er van als men den tydgeest miskent. Hy schynt te menen dat men nog altyd 'n mensenleven mag zoekbrengen aan 't uithollen van 'n boomstam. Als ge hem eens naar de Landswerf zondt? Of leg hem de begrotingen van de Marine voor den neus. Hy zal daaruit zien hoe vlug men tegenwoordig meer millioenen weet op te maken dan er vroeger vuurstenen werden stomp gekrast op 'n helen boomstam. Onder uw voorouders, m'nheren, was er een die begon 'n schuit te maken toen z'n eerste liefde nog in weifelende wording verkeerde, en vóór hy er mee klaar was - met de schuit - was z'n achterkleinzoon al driemaal gescheiden van tafel en bed. Misschien verkiest ge daaruit op te maken dat in die dagen de liefde 'n sneller verloop had dan tegenwoordig? O, neen! De liefde is gebleven wat ze was, maar de scheepsbouw is zo byzonder vooruitgegaan. Al wedyverend met vrouwelyke-deugdbeschutting, heeft men 't boudoir de kunst afgezien zich door keurslyven onneembaar te maken. Men pantsert zich, pantsert zich... geen vyand of deugdbelager kan er in. En zinken ze niet veel vlugger dan in vroeger dagen? Ik vertrouw op uw belezenheid, m'nheer, om my de moeite te sparen van 't aanhalen der woorden van den profeet: ‘'t was wis 'n rimplig wyf van driemaal dertig jaren’ die op 't denkbeeld kwam... heldenmoed aan onbeweeglyke voorzichtigheid te paren. Zeker denkt ge hierby aan Themistokles en z'n houten muren... zonder corset.
Ook ik draag er geen. Kunt ge 't merken aan m'n schryven? Ze zeggen dan ook dat ik terdeeg krom zit als ik me op m'n gemak voel. M'n gouvernante - ze was na-familie van Numa Pompilius - heeft er my dikwyls over beknord. Maar och, in prettige conversatie zoals nu met u! Ik ben zeker dat gy er niet aan hecht. En ook sommige anderen vinden 't zo lelyk niet. ‘Als er maar plaats blyft voor vleugels’ zeggen ze. Nu, die wil ik toch niet hebben. Ik zeide u al dat ik op heel andere plannen zit te broeien, waaraan gy me helpen zult. Voelt ge u bedreven genoeg in de Nederlandse taal - vroeger noemden we dat: hollands - om voor my 'n advertentie op te stellen? Zie, waarde Heer, dát is 't waarmee ge my 'n dienst kunt doen. Ik begryp hoe aangenaam u dit wezen zal. Zou 't niet gedistingeerd staan als ge my laat verzekeren dat ik ‘net’ ben? Zwyg er van dat ik wel eens krom zit, en dat het huwelyk van m'n ouders door sommigen tot 'n question wordt gemaakt. Salaris is geen hoofdzaak als maar de behandeling... neen, ook dat komt er niet op aan. Maar ‘net’ moet de betrekking wezen, want ik verlang naar akeligheid. Ge zult eer met my inleggen.