Praktyk!
M'n ontbyt-thee werd hoe langer hoe bruiner. De verf consolideerde zich tot ‘vaste kleur’ in 't kopje, en waarschynlyk ook in m'n maag. Wie me opensnydt...
Helaas, ik ben nog zo ver niet! De Wirt martelde my vreselyk... erger dan opensnyden. De domheid die ik beging met het uitlenen van dat onafgewerkt boek, kwam my te staan op 't verlies van 't beetje crediet dat ik nog kon gehad hebben. Herhaaldelyk vroeg hy me: wat dan toch eigenlyk m'n Geschäft was?
- Denn, ein Geschäft muss doch jeder haben!
Een ogenblik voelde ik den lust in my opkomen, hem te zeggen dat ik van beroep aanpryzer was van verre speculatiën. Maar ik durfde my zo'n hogen rang niet aanmatigen. Bovendien, aan m'n bagage en plunje was bemerkbaar dat ik de minder winstgevende betrekking vervulde van vagebond of...
- Ik ben denker, zei ik.
- Können Sie ein gehöriges Patent davon zeigen?
- Herr... Johann Meyer, oder Müller, oder Schultze, hat es mir stibitzt, und...
- Ein anständiger Mann lässt sich nicht berauben.
Waarschynlyk om te bewyzen dat hy een anständiger Mann was, liet nu Herr Prellmayer de politie roepen. Troosteloos ging ik naar m'n kamer - 't fameuze nummer 32, helaas! - en begon m'n boeltje te pakken.
Hiermede bezig, hoorde ik aan de deur kloppen, en ik was zeer verwonderd op myn: herein! de figuur van Schlungelhans voor my te zien.
- Kerel, waar kom jy vandaan? Zit je niet in 't tuchthuis? Hoe kom je hier?
- Herr Prellmayer zendt my om op te passen dat ge niets meeneemt. Straks komt de politie, om u over de grenzen te zetten. En de brutale lummel nam grinnikend plaats.
- Maar...
- Er valt hier niet te maren. Ge hebt my tentoongesteld voor de hele wereld: waarde in rekening, vrindje! Als ik me bedrinken wil, en met dames ryden, en laarzen stelen... dat is myn zaak! Er werd weer geklopt. Herein!
Lezer, ik heb u bytyds gewaarschuwd dat ik ditmaal niet voor burgerlui schryf. Men moet minstens geestelyk hertog zyn - of... ‘in’ effekten - om zonder flauwvallen te vernemen wie er nu binnentrad, en wat er verder voorviel. Op m'n: herein! verscheen de vrouw van 't alexandrisch telegram. Ze schold me vreselyk uit, en noemde dat: waarde in rekening! Nauwlyks had ik het mens herkend, of ik werd onthaald op 'n bezoek van Herr Friedrich Plump, die 'n gelyksoortige boodschap kwam brengen, kolossal! Hy werd gevolgd door Buda en la Kisseleff, die 't zomerjasje kwamen terugvorderen dat ik uit haar lenden geput had. Door Slenterman. Door den pórtjeh van Sonnenberg. Door Krummacher en Lamartine. Door al de Koningen uit hoofdstuk zoveel...
Al dit volk scheen my iets te verwyten te hebben, en schreeuwde: waarde in rekening! Duizelig greep ik naar m'n haren...
- Dat helpt niet, zei Melchizedek. Ik zal je leren spotten met m'n zalf!
Hertogin Adelheid en haar dappere gemaal verkeerden in dezelfde stemming. Ook Arndt was woedend. Idem de intendant van zekeren keurvorst, en die keurvorst zelf, met z'n hele familie. Een hoop kerels in lompen - ze noemden zich: Volk! - stormden binnen met 'n afgryselyk: ça ira! Hadden ze broeken aan gehad, ik zou die heren een schop hebben gegeven, maar nu vond ik de pedoeuvre te vies. Ook waren er generaals die my euvel namen dat ik hun de welvarendheid van geslagen legers verweet. En 'n bende Kellners! Ze wilden my... opensnyden, lieve god!
- Wis en zeker, riep de alexandryne. Wat heb je my gedaan? Naakt uitgekleed, en meer!
- En ons! schreeuwden de Kellners.
- En ons allen! riep 't Publiek dat m'n arm nummer 32 bestormde.
Zevenennegentig professeurs de jeu - waaronder zesennegentig bankiers - kwamen wraaknemen over 't bederven van hun métier. Boileau, historien de France en hofpoëet, dreigde met 'n vers. Ik sidderde. Katharina van Rusland was zachtmoediger. Ze stelde voor, my te laten villen. Ook Morfondaria eiste maar 'n ouwerwets brandstapeltje. De God van Nederland kwam my m'n twyfel aan z'n wonderdadige eb inpeperen, en 't zwendelaartje Thiers...
Hém vraag ik excuus. La belle France heeft middel gevonden het mannetje te doen betreuren, door hem 'n opvolger te geven, 'n opvolger...
Daar kwam ook de bekende dame met 'r kruisspin, en professor Quinet met z'n vaas. En... andere professors, al of niet leden van 'n Multatuli-commissie. Ook leden van die commissie die geen professors waren, en zich veroorloofd hadden my voor gek te houden zonder 't minste diploom.
Gy ook, Sarah? Och ja, ze nam als de anderen plaats, en grynsde my aan met 'r witte tanden. Ik had niet mogen zeggen dat haar kop scheef was. Dit vergeeft geen vrouw in haar bronstyd!
Ik boog myn hoofd, en dacht - maar in 't Hollands - quo usque? Zou Joshua Reynolds ook zo'n last gehad hebben van z'n scheppingen? De slimmerd schilderde koningen, en wat meer is: geesten. En ik ongelukkige heb my aan mensen gewaagd!
't Leek nog niets naar ophouden. Louis xviii was woedend omdat ik hem 'n vraat had genoemd, en Tartuffe beweerde dat z'n stumperige huichelary fyn genoeg geweest was voor 't Publiek in zyn tyd... ook voor publieken van andere tyden, zeid-i er zacht by. Ik had dus ongelyk, hem z'n onnozelheid te verwyten. En ziedaar ook m'n ridder van Vieux-Delft. Hy smeet me 'n blauwen schotel en 'n goedendag naar den kop...
En al dieper en dieper liet ik het hoofd op de borst zinken.
De grote Fritz kon niet verdragen dat ik z'n molenkunstjes doorzien had...
- Iek of den Hond? Ach, doe lieper Kott, was 'n Laster!
En ik ‘eerste chenereuse Hollander’ die 't schepsel begegende, werd afgeranseld met de bekende parapluie. Dit scheen weer, als de rest, te moeten beduiden: waarde in rekening!
Lord Ci-devant viel my aan over de indiscretie omtrent z'n tandenstoker, en Madame de V. wilde my 'n paar ogen uitkrabben om m'n spot met haar stapeltjes. De Schuhmachermeister was struikrover geworden, en stond op het punt zich door de justitie te laten ophangen. 't Was myn schuld, zeid-i. Als ik niet: douze! had geroepen, zou hy niet gewonnen hebben. En als-i niet gewonnen had, zoud-i geen speler geworden zyn. En als hy geen speler geworden was...
Ik boog het hoofd al lager en lager.
- Wat hoef je aan alleman te vertellen dat m'n vrouw één tegen zeven gedobbeld heeft om my staande te houden?
- En dat ik 'n glas heb stuk getrapt!
- Tu quoque, lieve mevrouw Jason?
- Ja, quoque, kwakwe, of wat ge wilt. Ik houd niet van indiscreet volk!
- Profeet? Profeet? Ik zal je profeten, zei de man die alles voorzeggen kon wat geschied was, en ik profeteer je nu dat we hier zyn gekomen om je... je waarde in rekening te geven.
- Genade, genade! smeekte ik.
- Chenade? F'r jou niet, riep de Amsterdamse die zo zuiver nederduits sprekend, Papa aan de praat hield by de trente-et-quarante.
- Ah, c'est vous, brigand, qui m'enviez les pauvres héritages que je... fais! C'est vous qui préférez l'huile au gaz... attendez!
- Ik 'n... hm, hm? vroeg Madame de la Maquérellerie.
- Dát heb ik niet gezegd, riep ik. Ik zeide dat ge...
- Korte metten! riep de erfprinses van Luttelgau. Ik geen latyn verstaan... sakkerlotibus! Ik 'n Satan? Valeur en compte: la mort sans phrase!
Dit was ook de mening der hertogin van China. En van juffrouw Krent. En van Madame -ska, geboren -witsch. En van Mevrouw Van den Happel. En van veel volmaakt ongesneuvelde maarschalken de Frrrance. En van Miss Lovehunger. En van de freules Kromkruis. En van de zalige Treurnepen. En van Mejonkvrouwe Hemelgeit, die zich by deze gelegenheid liet flankeren door 'n paar prachtexemplaren uit haar schaapskooi, en nog 'n neef in de Kamer. En van de douairière Pretnyder. En van Messalina Darkpincher. En van prinses Russikoff. En van Lord Sevenflower. En van Miss Adelheidinella met 'r zes zusters. En van de zeer uitgebreide familie Kappelman...
M'n kin drong diep in 't borstbeen. Nog juist had ik de kracht om zeer binnensmonds even te zuchten. Maar 't hielp niet.
O, Fancy!
- Gesetzt? Nu, ja, nu! Maar in '54? Dat zal je me waarmaken!
- Om godswil, lieve beste Staccata, bedenk dat ik... kiespyn had!
- Ik bedenk niets dan dat ik hier kom om je de ogen uit te krabben. Nu ben ik gesetzt, ja helaas, al was 't dan niet nodig dat aan de grote klok te hangen, en alle jongelui af te schrikken. Maar was ik gesetzt in '54? O, du abscheulicher Mensch, ik zal je leren 'n braaf meisje te dwarsbomen in 't verliezen van 'r onschuld!
- Dierbare Staccata, zodra je weer ungesetzt wordt, en we bezoeken nogeens dat plat...
- Naklagen baat niet. Je bent 'n lomperd. Ik zal je...
- My de wraak! riep Madame Bonaparte-Wyse-Ratazzi, née de Solms.
En de ene beul ontrukte my aan den ander. Ik kan niet zeggen wie my 't ongenadigst behandelde. 't Hielp niet of ik al beloofde nooit weer Millioenenstudiën te zullen schryven, noch mikrokosmen. Geplaagd, gesard, gepynigd, gemarteld, begon ikzelf nu te verlangen naar de politie.
- Da ist der Herr Kommissar, zei Schlungelhans. Nun werden wir gleich sehen wer ins Zuchthaus marchiert!
- Om godswil, m'nheer de kommissaris, verlos me...
Wat is dát? Ik meende te bezwyken van verbazing. De heer Polizei-Kommissar was niemand anders dan...
- Zyt gy 't Adolf, of Herr... Meyer, of... Müller, of... Schultze, uit... het Dillenburgse?
- Geen praatjes! Ik ben politie-kommissaris, versta je? Er is een klacht tegen u ingekomen van Herr Prellmayer. Welke zyn uw middelen van bestaan?
- Dat weet jyzelf 't best, jou schandvlek! Jy, jy, jy die me myn patent als denker hebt ontstolen!
- Oneerbiedigheid jegens kaiserliche-königliche Polizei! De straf zal niet uitblyven... we houden hier van: waarde in rekening! Nog eens, welke zyn uw middelen van bestaan? Denken is geen ambacht waarvan men leven kan. Jeder muss ein ordentliches Gewerbe haben.
- Wat ik u bidden mag, Herr... Kommissar, verlos me vóór alles van...
- Van wie? Van wát?
't Is waar ook, de kamer was leeg... Waar al m'n kwelgeesten zo opeens gebleven waren, weet ik weer niet. Ik verhaalde den man wat er voor z'n komst geschied was. En hy vond dit zeer natuurlyk. Ieder tracht naar: waarde in rekening, zeide hy droogjes. En... uw rekening met Prellmayer? Daarop komt de zaak neer. Kunt ge betalen, ja of neen?
- Helaas, neen.
- Mars dan!
Hy greep me vry ruw by den arm, en sleepte my naar de spoor. Daar werd ik als 'n misdadiger in een wagon geworpen. M'n verwondering was óp. Anders zou 't me verbaasd hebben dat Herr Polizei-Kommissar de bewaking van den over de grenzen te brengen vagebond opdroeg aan 'n gendarme van byzonder vreemd model. 't Was 'n gesluierde dame. Toen-i haar toeriep my niet uit het oog te verliezen, antwoordde zy schaterend van lachen:
- Nun, wenn ich dén Schelm los lasse!
En - om blyk te geven van dienstyver, zeker - lei ze my handboeien aan.
Ik vloekte.
- Tut, tut, zei ze, houd je maar kalm, vrindje! Los kom je niet, van my niet. Den Herrn Polizei-Kommissar te beledigen. Al die brave mensen uit te kleden, door te snyden, te bekyken van binnen! We zullen je leren wat wy hier verstaan onder: waarde in rekening, mannetje!
O, Fancy!
- Zo heet ik... vandaag niet! En zwyg nu maar.
In godsnaam! Heel aangenaam vind ik het reizen op de spoor nooit. Maar in zúlke omstandigheden...
We zaten in 'n wagon derde klasse, en hadden vierendertig medereizigers, die allen zich iets minder verveelden dan ik, omdat ze wat te kyken hadden aan den getransporteerden booswicht en z'n zonderlingen gendarm. Toch scheen dit genoegen weldra 'n eind te nemen. M'n begeleidster zweeg, en ikzelf deed niets dan kryten en huilen. Allereentonigst! 't Verveelde myzelf.
*
Gapend haalde 'n overbuurman z'n spoorkaartjen uit den zak. 't Was van ongewoon model, een vry groot vel papier waarop iets gedrukt stond. Hy las met aandacht.
Anderen hadden boekjes, die almede schenen te gelden voor spoorbiljetten, want ze werden den conducteur als zodanig getoond. Wie z'n boekjen of vel papier uitgelezen had, ruilde met 'n ander. De wagen was vol lectuur.
M'n politie-dame verzocht dezen en genen wat voor te lezen van 'tgeen hy op z'n biljet vond. En dit geschiedde.
‘De ondergetekende neemt de vryheid z'n hotel aan te bevelen in de gunst van 't gedistingeerd Publiek. Z'n Kellners zyn mensen, en de vaste kleur van z'n thee...’
- Dat 's van Prellmayer! riep ik.
- Mag ik u verzoeken te zwygen, zei m'n gendarm. Ik zou anders genoodzaakt zyn u 'n mondslot aan te leggen. Het is u geoorloofd te luisteren, en... daarmee uw voordeel te doen, als ge er niet te dom toe zyt.
En men las de annonce van m'n gewezen Wirt tot de laatste letter voor. Van bezoekers zonder ordentliches Geschäft verzocht hy verschoond te blyven.
- Wat ánders! gelastte de politie-vrouw.
‘Allen vererhrlichen Kurgästen zur gfl. Nachricht, dat by my te verkrygen is: eetbaar kalfsvlees, postelein, zoete appelen, biefstuk, rolpens, zoutevis en keukenstroop...’
- Dat's 'n vervloekt bedrog! riep ik. Wie die dingen te Wiesbaden annonceert, is 'n leugenaar!
Helaas! 't schynt dat ik dit alweer niet had mogen zeggen. M'n lippen werden gesloten met 'n soort van nyptang, waarvan m'n geleidster vry onbarmhartig de benen hanteerde.
‘De ondergetekende “Materialist” recommandeert z'n winkel van koffie, boter, kaas, sigaren, postpapier, mosterd...’
- Genoeg advertentiën, zei de dame. Wat ánders!
‘In de Hel, in de Hel, in de Hel! Zondaren, bekeert u! Laat u wassen met het bloed van Christus, de beste zeep voor bemorste zielen...’
- Hm, zei m'n geleidster, die zeep hoort eigenlyk in den winkel van onzen ‘materialist’. Geen traktaatjes meer.
‘De heer X is byzonder gehecht aan z'n district, en zou dus 'n nuttig lid in de Kamer zyn, waar hy de belangen der Volks...’
- Genoeg! We kennen die praatjes. Als die heer X. inderdaad niets betekent, heb ik er niet tegen dat men den man kiest, maar als spoorweg-lectuur zyn zulke dorpsreclames wat vervelend. A d'autre!
‘Het onlangs verschenen werk van Multatuli is miserabel. De schryver lydt aan 'n afzichtelyke armoed van denkbeelden, een gebrek dat in het land zyner geboorte, wegens den daar heersenden traditionelen rykdom, zeer in het oog valt. Men zou in het bezit moeten zyn van 'n weelderiger fantasie dan de zyne...’
- Hè? vroeg m'n geleidster die zich hoog oprichtte, en het hoofd schudde als 'n toornige leeuwin.
- 't Staat er zo, juffrouw!
- Ga voort!
‘Overigens ontbreekt het hem ten enenmale aan gezond verstand, en de brave Prellmayer had groot gelyk iemand de deur uit te werpen, die blyk gaf van zo weinig praktischen zin. In plaats van al die vertogen over 2 × 2 en Logos - wat is dat voor 'n wezen? - zou le moindre grain de mil elken lezer die millionnair worden wil, aangenamer geweest zyn. Wy voor ons, zyn vast overtuigd dat elke burger van den Staat met edelmoedige vreugd den vollen winkelprys zou betaald hebben voor 'n werk, waarin men duidelyk de middelen vond aangewezen om millioenen te winnen. Maar zolang de auteur zelf geen blyk geeft die middelen te kennen...’
- Deze aanmerking is zo heel ongegrond niet, zei m'n sbirre, terwyl ze my met haar tang heen en weer schudde. Wat ánders! Een der medereizigers beweerde dat-i op z'n spoorkaartje zonderlinge dingen had te lezen gekregen. 't Schenen uittreksels uit zeker werk, dat onlangs verschenen is:
‘Wie denkt, overwint!’ (Idee 952)
Een ruk met de nyptang.
‘Door logisch voort te bouwen op den stevigen grondslag dat 2 × 2 = 4 is, wordt men gelukkig, deugdzaam en zelfs - maar dit is byzaak - ryk.’
Een ruk met de tang. En: ‘ben je nóg niet wakker?’ vroeg m'n beulin.
Schep waarde! Dit moet de dichter kunnen.’
Een ruk! En: ‘marmot!’ schold ze.
‘Niets is poëtischer dan de waarheid...’
- En dan de werkelykheid alzo, mompelde m'n ongenadige begeleidster. Ga voort!
‘Wie in de waarheid, in de werkelykheid, geen poëzie vindt...’
- Precies! En wie geen kans ziet z'n poëzie tot werkelykheid te maken...
...zal steeds 'n sober poëetje blyven. (Idee 263)
- Zó is het! Ga voort.
‘Wie overigens te goeder trouw meent dat de dichter ontbloot zou zyn van gezond verstand...’
- En van praktischen zin!
...heeft 'n opvatting van 't dichterschap, die niet van zyn gezond verstand en van zyn praktischen zin getuigt. Een Dichter is volkomen in staat het hoofd te bieden aan ‘mannen van zaken’ op hun eigen terrein. By zulke gelegenheden zou er kunnen blyken, hoe gering de waarde is van vak-routine tegenover een schranderheid die gescherpt werd door aanhoudende oefening in algemeenheid van opvatting. (Idee 1086)
- Zeer goed! Wat ánders!
‘Minus-waarde kronkelt zich bevruchtend om 'n negatief kameraadje...’
O God, ik begon te begrypen. Smekend hief ik de handen omhoog.
- Ik geloof waarlyk dat-i wakker wordt, zei de zonderlinge Polizei-vrouw.
En ze ontboeide m'n lippen.
- Een pen, 'n pen, schreeuwde ik, 'n koninkryk voor 'n pen!
- Eindelyk! zei... Johann Müller, of Schultze of Meyer, of... Adolf, of... Semi-ur of... o God, was Zy het?
- Fancy!
- Hm! M'n eigenlyke naam is Logos. Schryf!
Spoorweg, medereizigers, politie, nyptang... alles was verdwenen. Ik zat gerust op nummer 32 in den bekenden Gelen Adelaar. En Hans Schlungel kwam me papier, pen en inkt brengen. Hy beweerde stokstyf dat ik er om gevraagd had.
- Und gleich wird Jemand von der Drückerei hier sein.
- Wát? waarvoor?
- Weil der Herr es so befohlen haben. Sie wollten eiligst etwas drücken lassen, sagten Sie.
Inderdaad? O Fancy.
- En... je tuchthuis?
- Der Herr belieben zu spassen.
In Godsnaam! Ik was moe van duivelse goochelary, en schepte adem. Zy dikteerde. Ik schreef...
Op 't ogenblik dat de lezer deze regels in handen krygt, is de volgende circulaire verspreid in alle landen van de wereld.
Aan zyne excellentie den minister van binnenlandse zaken
te
.......
Mynheer de Minister!
Het heeft myn aandacht tot zich getrokken dat zowel de Gouvernementen die by de exploitatie van Spoorwegen geïnteresseerd zyn, als de Particuliere Maatschappyen en Ondernemers die zich belasten met het vervoer van Reizigers en Passagiers-goederen, te water en te land, voortdurend een belangryken tak van inkomst verwaarlozen, door zich uitgaven te getroosten, die ten algemenen nutte in zeer aanzienlyke baten konden veranderd worden.
Naar myn mening konden en moesten de Plaats- en Bagage-briefjes dienstbaar gemaakt worden aan de Pers. Om dit doel te bereiken, behoeft men slechts den aanmaak en de levering dier biljetten te gunnen aan den meestbiedende, die daarvoor het recht verkrygen zou, de achterzyden en de ongebruikte ruimte aan den vóórkant aan te wenden ten behoeve van publiciteit in den meest uitgestrekten zin.
Het spreekt vanzelf dat deze maatregel terstond leiden zou tot vergroting van het formaat der biljetten, welker karton alsdan zou kunnen worden vervangen door gewoon papier. Om de hoge waarde van elken vierkanten duim bedrukbare ruimte, zou men den concessionaris dienen te vergunnen geen andere personen-biljetten te leveren dan die slechts recht geven op transport van Station tot Station. Reizigers die plaats nemen voor groter afstanden, zouden een Livret bekomen, met op de vouwen geperforeerde blaadjes, waarvan elk slechts één station vermeldt.
Ik ben zo vry te geloven, Mynheer de Minister, dat ik, U voorstellende deze verbetering, voor zoveel van U zal afhangen, in Nederland in te voeren, dan wel die aan de betrokken Maatschappyen en Ondernemers ter toepassing aan te bevelen, een zeer aanzienlyke industriële waarde in het leven roep. Het even eenvoudig als praktisch en vruchtbaar denkbeeld, dat ik de eer heb aan de beoordeling van Uwe Excellentie te onderwerpen, is te meer myn uitsluitend eigendom, omdat de betrokken Regeringen en Maatschappyen of Ondernemers aan hun kant niets wagen by de toepassing, gelyk anders by het invoeren van iets nieuws gewoonlyk het geval is. De minst voordelige uitslag zou dan toch immer een besparing van kosten zyn, daar 't ondenkbaar is dat zich geen gegadigden zouden opdoen om de biljetten kosteloos te leveren.
Het was aanvankelyk myn voornemen, myn rechtmatig aandeel in de door my in het leven geroepen waarde wettelyk te verzekeren, door het stellen der prealable voorwaarde:
dat de Regeringen of Maatschappyen die myn denkbeeld zullen verwezenlyken, gedurende de eerstvolgende vyfentwintig jaren aan my of myn rechtverkrygenden jaarlyks zouden uitbetalen de helft van de winsten die blyken zullen daaruit voortgevloeid te zyn.
Zeer spoedig evenwel zag ik in, dat de voorbereiding tot het wettelyk verzekeren van myn Recht een kostbaren tyd zou doen verloren gaan, en dat zowel de betrokken administratiën als het geheel Publiek zo lang zouden verstoken blyven van de voordelen die het onmisbaar gevolg van de bedoelde verbetering wezen zullen. Er gaan thans elk jaar schatten aan ongebruikte waarde teloor!
Het is alzo aan het algemeen belang, Mynheer de Minister, dat ik de wettelyke verzekering myner aanspraken ten offer breng, in de hoop myn recht voldoende gewaarborgd te zien, door het te stellen onder de hoede der Publieke Eerlykheid, van de Loyauteit der Regering die Gy vertegenwoordigt, en van de Goede
*
Trouw der Particuliere Maatschappyen en Ondernemers, die - hierop in het algemeen belang door Uwe Excellentie opmerkzaam gemaakt - van myn uitvinding de vruchten zullen plukken...
- Maar... beste Fancy, wanneer nu die Publieke Eerlykheid, die Loyauteit en die Goede Trouw soms...
- Dan zou ik genoodzaakt zyn u opnieuw hier of daar onder den grond te stoppen, of u met 'n nyptang te dwingen tot het ontdekken van middelen om Kwade Trouw en Oneerlykheid te veranderen in iets beters. Aan een dichter mag niets onmogelyk zyn, ook het geringe niet, en zelfs niet het gewone! Wees gerust! Of meent ge dat het my meer moeite kosten zou, u de Millioenen toe te werpen, dan ik aan 't vóórzeggen der Studiën besteed heb?
En ze verdween met 'n vriendelyken lach op de lippen.
Wiesbaden, September 1873.