Ideën, vierde bundel
946.
De tegenwerking der mannen van letteren had geen grond, want niet dan myns ondanks betrad ik hun gebied. Veel liever had ik me toegelegd op 'n ambacht, en nog heden zou ik uit gierigheid op m'n denkvermogen aan zulk 'n werkkring de voorkeur geven, indien er kans bestond daardoor in myn behoeften te voorzien. Ik vraag slechts drie maanden - hoogstens! - om met ere te kunnen dienst doen als smids-, timmermans- of horlogemakersknecht. Maar wat kon dit baten? Met den grootsten yver zou 't me onmogelyk zyn, op die wyze de paar ton gouds af te betalen, die ik schuldig ben. Om nu niet te spreken van belangryker zaken, die ik nog te regelen heb in den korten tyd die my te leven overblyft.
Iets anders alzo! Ik zou prote in 'n drukkery kunnen zyn - een on-bekend vak in 't land dat op de uitvinding der boekdrukkunst boogt! - maar helaas, zonder kans op beter financiëlen uitslag dan by 't horlogemaken. 't Spreekt vanzelf dat direkteuren van drukkeryen, die zo weinig weten van hun eigen vak, dat ze 't zonder protes of letterkundig ontwikkelde correctors menen te kunnen afdoen, geen schatten zouden betalen voor 'n nieuwigheid waaraan ze geen behoefte voelen. Misschien zou ik nog geld moeten toegeven.
Iets anders dus. Ik had kans gezien - mits in oorlogstyd! - 'n vloot te commanderen, zonder me groter schande op den hals te halen, dan by zulke gelegenheden gebruikelyk is. Als soldaat neem ik 't op tegen de afgeëxerceerde rekruten van de jongste lichting, en als generaal - mits in oorlogstyd alweer! - tegen de ouwelui van alle lichtingen. 't Spreekt vanzelf dat ik hier dezulken uitzonder, die zich nooit met militaire zaken inlieten, en dus misschien zouden staan blyven tegenover den vyand, of wel - o civiele gruwel! - hem tegemoet gaan!