Ideën, zevende bundel
1281.
Zo sprak Disraeli. Juist was ik van plan hem de behulpzame hand te bieden in 't volgen van den weg dien z'n vriend Churchill had ingeslagen, toen deze zich opnieuw vertoonde, en wel in gezelschap van 'n wagenvracht nederlandse tydschriften.
- Laat u niet uit de kamer slaan, riep hy z'n kameraad toe! Les amis sont toujours là, gelyk de geestige schryver van de Maçons zo innig-wél gezegd heeft. Ziehier ammunitie om dit individu... Helaas, lezer, hy wees op my! En bemerkende dat ik niet tevreden was met de oneerbiedige kwalifikatie, ging-i voort:
- Ja, zeker: individu! Wat ánders? Je bent maar 'n eenling, mannetje, je staat alleen! Je fraaie natie laat je met haar gewone ridderlykheid dapper in den steek.
En, zich tot Disraeli wendende:
- Ziehier, verheven compilateur van curiositeiten, zeide hy, ik heb hier manden vol landgenoten van hem die voor ónze opvatting party trekken, en zeker niet zullen weigeren ons 'n handje te helpen. Zy zeggen 't ook!
- Wát, wát, wát? riep ik.
- Dat Hollanders niet in de wereld gekomen zyn om er geest voor eigen rekening op na te houden. Dat ze op 't gebied van vernuft, smaak en poëzie maar beunhazen zyn, lamlendige naknoeiers, pennelikkers, parasieten, letterdieven, idioten, castraten...
En, lezer, by elken lettergreep 'n slag, 'n stoot, 'n stomp, 'n schop! Disraeli wreef zich in de handen van plezier.
- Wat wou jy praten van eigen indruk, eigen geest, eigen genie? Je weet niet eens wat 'n genie is.
- Dat is waar, waagde ik te zeggen.
- Zie je wel? Ziehier...
Twee slagen met 'n jaargang of zeven van zeker tydschrift.
...ziehier hollandse experts die ronduit erkennen dat jelui niets kunt voortbrengen zonder vreemd model, zonder handleiding, zonder wegwyzer, zonder namaak van inspiratie...
Hier volgde 'n lange roffel met 'n ander tydschrift. Als 't in hout was gebonden geweest, zoals m'n Plutarchus van zo-even... kyk, ik begon in te zien dat ik onze Kätchen niet goed behandeld had.
- Niets zonder vreemd model! Niets zonder 'n Irokees of 'n Kamschadaal of 'n Fransman, of... 'n ander - als-i maar terdeeg buitenlands is - die voorgaat!
Accompagnement! By elken uitroep ontving ik 'n slag.
- En daarop roemen zy! Dat naäpen maken ze tot leerstelling, tot criterium van verdienste!
- Ziehier stukken van 'n twintigtal Nederlandse letterkundigen die eenparig getuigen dat 'n Hollander geen eigen brein hebben mag...
- Geen eigen geest! Geen eigen vernuft! Geen eigen gevoel! Geen eigen verbeelding! Geen eigen moed! Geen eigen dichterlykheid! Geen eigen genie!
- Alles moet geleend, geschooid, gesnoept, gekrabbediefd, gestolen zyn.
- Ze vragen eerbiedig om verlof, franse en duitse beroemdhedens van den dertienden rang te mogen navolgen...
- En engelse van den veertienden!
- Dat is 't hoogste doel van hun kunst!
- Als 't lukt, blazen zy zich op!
- En wie zich over die schandelyke armoed schaamt, wie daartegen protesteert, wordt...
Doodgeslagen! Dit ondervond ik. 't Hielp me weinig dat de hollandse tydschriften waarin de modelvolgleer gepredikt wordt, niet in hout gebonden waren. Wat hun aan stevigheid ontbrak, werd aangevuld door de menigte en herhaling. Ik werd bedolven onder 'n bombardement dat óf met niets kan vergeleken worden, óf met 'n passage van Wagner op z'n mooist. De Philadelphia-mars van dien groten kunstenaar was er liefelyk by. De lezer zal dus wel gelieven in te zien dat ik bezwyken moest. Dit geschiedde dan ook, maar onze Kätchen schynt kunstbeseffelyk begrepen te hebben dat één dode genoeg was. Althans, toen ik viel, stond zy op, ging welgemoed aan haar werk, en zong de welbekende oud-griekse romance waarin verzekerd wordt dat alle plutarchussen om hun loontje komen. Maar ik, door buitenlandse hand met hollandse oorvegen vermoord, ik bleef elf minuten liggen, waaruit mag worden opgemaakt dat de scherpzinnige Disraeli me voor 'n gesneuvelde non uit den Gysbrecht heeft aangezien, en misschien wel voor de abdis. Dit was dan ook de enige onderscheiding die m'n dood me heeft opgebracht. Toch viel 't me nog mee omdat ik gedurende m'n leven niet aan distinctie verwend was, waaruit men alweer zien kan dat alles z'n goeden kant heeft.
Ook moet ik ter ere van de engelse mensheid zeggen dat m'n onvriendelyke gasten wel enig blyk gaven van berouw over hun ondelikate handelwys, toen ze op m'n schryftafel den door Mr Pieter Brughman uitgegeven Scriverius vonden. 't Boek lag open by 't stuk hollandsen volksroem dat den lezer reeds zo lang deed watertanden, en dat bestemd was 'n helder licht te werpen op den vermoedelyken afloop van Wouters reis naar Haarlem. Ach, had ik m'n moordenaars maar bytyds dáárop gewezen! Misschien hadden ze ingezien dat de landaard waartoe ik behoor, wel degelyk z'n ongeborgde verdiensten heeft, of... gehad heeft, of... hebben kan! Doch men bedenke dat iemand die doodgeslagen wordt, zich altyd enigszins overbluft voelt. En nog iets valt hieruit te leren. Wie wat goeds over z'n landgenoten te zeggen heeft, moet daarmee niet zo lang dralen als ik gedaan heb. Hy loopt gevaar dat de een of andere verzamelaar van Curiosities hem 't woord uit den mond neemt, en de vruchten plukt van 'n ontdekking die hem op zoveel inspanning te staan kwam.
Ziehier wat de wreedaards in Brughmans Beschryving van 't Graefschap Holland op blz. 5, kol. 2 vermeld vonden:
De Steden zijn hier zoo naer d'een den anderen gelegen, dat tusschen beyde van veelen nauwelycx drie ofte vier mijlen en zijn, konnende door de ordinaris Veer-Schepen seer lichtelijck bevaren worden, 'twelk een groot ghemack is voor de Passagiers, doch de Vaerten zijn alhier noch onlangs seer vergroot so dat door de menichte van treck-Schuyten, die alhier seer veel in 't gebruyck zijn gekomen, wordende met Paerden getrocken, de voorverhaelde Veer-Schepen en Treck-Schuyten op eenen sekeren vasten tijdt (daar men genoechzaem reeckeninge op kan maecken) afvaren en aankomen, 'twelk voor de vreemde Passagiers, tot een verwondering streckt.
- Broeder Churchill, zei Disraeli, als de verbazing my 't spreken niet belette, zou ik u voorstellen, gezamenlyk flauw te vallen.
Churchill had er niet tegen, en ze deden het. Bliksemsnel maakte ik van die gelegenheid gebruik om Kätchens voorbeeld te volgen en m'n werk voort te zetten. Niemand blyer dan de waardin die al tweemaal vruchteloos gevraagd had ‘of 't niet waar was?’ Nu, ze zou 't weldra voor den derden keer vragen, en ditmaal met enigszins beteren uitslag.