Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
749.
Leugen heerst en regeert. Meent men dat de Wilhelmen en Napoleons al die schreeuwdrift hadden kunnen gaande maken, indien ze niet van oudsher door schryvers waren geholpen in 't vermoorden van gezond verstand? Het latyns spreekwoord, dat aan Jupiter een byzondere taktiek toekent om z'n vyanden te verderven, is ten volle van toepassing op mensenslachters. Al dementando krygt men z'n sujetten in de fuik. En dit gek-maken is geboren koningen iets minder kwalyk te nemen, dan schryvers die niet door afstamming geroepen zyn tot bedrog. Zy moesten zich niet medeplichtig maken aan de beneveling die ten verderve leidt. Wie 't woord neemt, ongeroepen, onverplicht, moet wáár zyn.
Alles is in alles. Het verband tussen schryversbedrog - 't onderwerp van deze nummers myner Ideeën - en de oorlogskwakzalvery die me tegengrynst door 't venster en uit de couranten, is zo nauw, dat ik moeite heb al 't slachtvee dat voorby m'n deur wordt gedreven, behoorlyk te onderscheiden van de korrespondentie- en hoofdartikelen die ik hoor loeien in de dagbladen...
Och, als men lezen kon!
De ossen zouden toch geslacht worden, dát is waar, maar... al die anderen... die gedoopten, die beschaafden, die vaderlandenlievenden, die onsterfelyk-tweebenigen, die ‘broeders’... Och, als men lezen kon!
Dat kan men nu eenmaal niet! By al wat heilig is - by de waarheid - men kan het niet! Zolang er onder de duizenden verslinders van gevecht-bulletins, niemand gevonden wordt die met den vinger de leugens aanwyst waaruit men krygsroem distilleert, zolang die aanwyzing geen algemene overtuiging opwekt, zolang zeg ik: dat men niet lezen kan.
Als kleine handleiding ter ontmaskering van speciale oorlogsleugens, geef ik den raad stipt acht te geven op de verhouding tussen het getal doden by zulke gelegenheden, en van hen die niet overwinnende tegen alle afspraak in leven blyven. Thans nog lopen er volkomen ongestorven Fransen rond, die by Waterloo ‘vaincre ou mourir’ hebben geschreeuwd, en zulke tegen-'t-accoord-levers treft men in alle landen aan. We zullen eens rekening houden van 't aantal woordbrekers onder 't millioen ‘dapperen dat met zoveel vreugde in den dood gaat voor Vaderland, Koning... of Keizer’.
Toch zullen er te allen tyde schryvers worden gevonden die 't Volk onthalen op 'n waterig gerechtje van den byzonderen heldenmoed dezer dagen.
En dat zal geslikt worden...
Och, als men lezen kon!