Ideën, zevende bundel
1277a.
Plutarchus - in weerwil dan van de onbehelpelykheid die hem belette het beetje latyn te leren dat-i als historicus zo hoognodig had - is 'n achtenswaardig schryver. Wie menen mocht dat m'n satire hém geldt, heeft verkeerd gelezen. En nóg 'n woordje ter voorkoming van misverstand. Ik ben zeer vóór 't bestuderen van oude schryvers, daar ze, als dragers der verschynselen die de geschiedenis van den menselyken geest vormen, tot de algemene natuurkunde behoren, welker beoefening de taak van den wysgeer is. Doch juist hierin ligt 'n bewys te meer dat men ze slechts als studie-exemplaren, en niet als modellen gebruiken kan. In de verwarring dezer beide uitdrukkingen ligt de gehele fout van 'n verkeerd begrepen klassicisme. 't Heeft er iets van, alsof 'n ornitholoog menen zou dat z'n vak 't fladderen, graantjes-pikken en verenpluizen meebracht, voire 't kippendieven. Wie niet tot vliegen in 't nest gelegd is, zal 't waarachtig niet leren door 't ontleden van 'n vogel! Maar dat ontleden-zelf is ook iets, en dáármee moet de niet-gevleugelde tevreden zyn. Lukt dát niet... qu'il se fasse maçon!