Ideën, vierde bundel
944.
Men zie over de hier bedoelde soort van engelse trompetters, m'n ‘Duizend-en-een Hoofdstukken over Specialiteiten’. Het is niet onaardig op te merken hoe men overal - in de Tweede Kamer niet het minst! - onkunde, ordinairheid en volslagen gebrek aan ruimte van blik - tracht te bedekken met citaten. Toen Sganarelle, in Molière's ‘Médecin malgré lui’ voor dokter spelen moest, en naar 'n gelegenheid zocht den vader van z'n patiënte bewys te geven van z'n bekwaamheid, begon hy aldus:
- Aristote - zyn Stuart Mill waarschynlyk! - prescrit... qu'on se couvre.
- Ei kom... heeft Aristoteles dat werkelyk gezegd, hervat de ander, verbaasd over zoveel geleerdheid. En in welk hoofdstuk?
- Dans son chapître des chapeaux, antwoordt Sganarelle.
Men bedenke evenwel, dat deze paljas door stokslagen tot z'n voorlichterschap gedwongen was. Wanneer werd ooit 'n Kamerlid op zo'n onheuse manier aan 't bedokteren des Volks gezet? Immers niemand. Hún idioot gescherm met dien Stuart Mill staat beneden de hansworstery in de farce van Molière. De heren onder elkander houden zich alsof ze 't heel mooi vinden, en kaatsen de citaten met handen vol heen-en-weer. Of het Volk zich hierdoor laat bedriegen, is my onbekend. Misschien wel. Maar ik niet, waarvan akte.
De Kamerleden hebben niet byzonder geprofiteerd van den hun door den Spectator gegeven wenk, dat er uit m'n Specialiteiten voor hen wel iets te leren viel.