Industrieën
Toen wy de zaal weer binnentraden, kozen wy een der roulettetafels tot hoofdkwartier. Buda was druk in de weer. Ze speelde als naar gewoonte op de nummers, en zette by elken coup een twintigtal louis-d'or uit. Dit weerhield haar niet, tevens van tyd tot tyd een paar zilverstukken op de colonnes te werpen, en zelfs op de simple chance. Ik vroeg m'n geleiders om opheldering van deze zonderlinge handelwyze, en vernam nu dat hierachter een diepzinnig systeem verborgen lag. We weten reeds dat Buda's favorietnummer achttien was. Zodra dit nummer meer keren uitkwam, dan eens in de zevenendertig coups, zou ze winnen. Oppervlakkig beschouwd, had ze dus daarop alleen haar mise moeten plaatsen. Maar eilieve, dan zou 't ‘lot’ al te duidelyk zien wat ze beoogde, en alzo z'n nummer achttien gretig voor zich houden. Door nu ook op andere nummers te zetten, bracht ze 't ‘lot’ in de war, daar het dan niet zo spoedig weten kon op welk nummer ze 't meest gezet had. Ik bemerkte nu ook dat ze zeer dikwyls, met 'n achteloze beweging en als zonder erg, haar goudstukken op nummer achttien met 'n onaanzienlyk vyffrankstuk bedekte.
Het werpen van 'n zilverstuk op de colonnes of simple chance had hetzelfde verheven doel. Het ‘lot’, haar uitdaging ziende op première en dernière douzaine, of op de zwarte kleur, zou menen 'n heerlyke overwinning behaald te hebben door 't voortbrengen van een rood nummer uit het midden... byvoorbeeld: achttien. Ieder ziet in, hoe deerlyk dan 't ‘lot’ gefopt was. Het ontving slechts wat onbetekenend zilver en enige enkele louis-d'or, terwyl het op dat ene winnend nummer twee-, drieduizend franken zou te betalen hebben. 't Is inderdaad voor zo'n ‘lot’ om zich in woede voor 't hoofd te slaan. Ik verwacht dan ook dat we 't eerstdaags in den vyver vinden. Buda zal 't op haar geweten hebben, als de karpers er zich ziek aan eten...
Hoor, daar wordt gekibbeld:
- Mais, m'sieur, je vous assure que ce florin est bien positivement à moi...
- Non, m'sieur!
- Pardon, m'sieur!
- J'en suis parfaitement sûr, m'sieur!
- Au contraire, m'sieur! Le florin est à moi, m'sieur!
- Madame me l'a vu mettre... n'est-ce pas, madame?
- M'sieur m'en est témoin... n'est-ce pas, m'sieur!
- Tout le monde l'a vu...
- J'en appelle à tout le monde...
Nu, Mr Tout-le monde - 'n allerpoverst getuigetje! - houdt z'n mond. De chef de partie maakt een eind aan den twist. Hy wenkt den croupier toe, aan beide spelers hun gulden te geven, met de winst er by:
- Calmez-vous, messieurs, la banque paye deux fois!
Onze kibbelaars laten zich de magnificentie van de Bank aanleunen, maar brommen voort om toch vooral te doen blyken dat het hun om 't spelrecht te doen is, en volstrekt niet om de knikkers... die ze toch niet versmaad hebben. Ieder hunner tracht de omstanders te overtuigen dat eigenlyk ‘die andere’ de beweldadigde is, en dat hyzelf slechts ontving wat hem wettig toekomt. ‘Il y a des individus si indélicats!’ heet het aan beide zyden.
Zeker! Maar toch zou men zich vergissen, indien men zulke onenigheden altyd aan kwade trouw toeschreef. Zeer dikwyls zyn beide partyen onschuldig, tenzy men hun dat onbeschaafd rumoermaken over 'n kleinigheid, die voor hen misschien geen kleinigheid is, als schuld aanrekene. De tafel is, vooral by 't roulettespel, bedekt met minimumzetten, zodat de spelers zelf dikwyls niet juist weten welk geldstuk 't hunne is. Ook wordt iemand die zich wat lang in zo'n omgeving ophoudt, ten laatste enigszins versuft, en 't gebeurt zeer dikwyls dat men, als 't spel wat snel gaat, een reeds afgelopen coup verwart met den tegenwoordigen, waarop men verzuimd had te zetten. Het is een blyk van bekrompenheid, by zulke gelegenheden terstond aan kwade trouw te denken.
De Bank, die hoogst ongaarne door ergerlyke tonelen in op-spraak gebracht wordt, maakt gewoonlyk op milde wyze een eind aan 't krakeel. En dit kan ze te eerder doen, omdat de stryd gewoonlyk over zeer kleine sommen loopt, en zelfs byna altyd slechts over 't minimum. Het eigendomsrecht op de hogere mises valt beter in het oog, en wordt dan ook zelden betwist.
Dat er onder 't zeer gemengd speelpubliek gevonden worden - 't ergste is dat ze zich dikwyls niet laten vinden - die zich toeleggen op diefstal, ligt in de rede. Hoe zou dit anders kunnen, daar de Speelzaal een kort begrip van de wereld is, een mikrokosmos? Men moet echter erkennen dat juist hierdoor de geëmployeerden der Bank dikwyls een maat van mensenkennis verkrygen, die hen in staat stelt onderscheid te maken tussen vergissingen te goeder trouw, en een minder onschuldige industrie dan 't beoefenen van de nuchtere waarschynlykheidsrekening of stupide morfondariën.
Ook in een ander opzicht zou men, volgens sommigen, aan den blik en 't oordeel der croupiers zekere onfeilbaarheid kunnen toekennen. Men verhaalt dat ze eens, zonder hun toevlucht te nemen tot opensnyden, een marquise wisten te onderscheiden van 'n publieke vrouw. Maar de toepassing der hierby aangewende methode is door de directie verboden, omdat daartoe een zo uitputtende inspanning wordt gevorderd, dat men weldra geen fondsen zou kunnen aanwyzen tot het pensionneren van al de ongelukkigen die recht hadden op verzorging, ten gevolge van ‘in den dienst’ bekomen hersengebreken.
Die zonderlinge verwarring van stand, rang en zedelykhedens... Wel beschouwd, komt de zaak dikwyls alleen neer op 't nietig verschil tussen huur en koop!
...die bontheid dan, gaf eenmaal aanleiding tot 'n franse vaudeville, waaraan ik straks wat geestigheid ontlenen wil, omdat het geschryf van 'n Hollander zo droog is.
We waren getuige van dat twisten by de groene tafel. Daar is iets onnozels in, en als industrie raad ik 't af. Ik betwyfel zeer of ooit iemand een burgerlyk bestaan vond in dat gekibbel, en zeker kan 't in de verte niet worden vergeleken met het zeer winstgevend zakkenrollen, welks meest uitstekende beoefenaars gewoonlyk uit Engeland overkomen, waarschynlyk om 't heilzame der badkuur te verbinden met het aangename van 'n zeer gemakkelyke broodwinning. Uit het Wiesbader krantje verneemt men telkens, dat aan prinses die haar portemonnaie, aan graaf zo z'n portefeuille ontfutseld is. Het zou iemand die weinig in de wereld had rondgekeken, en dus 't bekende de majoribus non curat praetor over 't hoofd zag, misschien vreemd voorkomen dat de Politie, die zeer moedig optrekt tegen loslopende honden in de Kur-anlagen, en in woede ontsteekt by 't afplukken van een bloem, geen raad weet tegen zulke engelse vrypostigheden. Het vangen van zakkenrollers komt me nog gemakkelyker voor dan 't zakkenrollen zelf. Ik moet evenwel erkennen dat de bestolenen altyd ruimschoots worden schadeloos gesteld door 'n milden vloed van verzekeringen dat er naar den dief zal gezocht worden.
In weerwil hiervan, zou ik toch niet durven beweren dat de Politie op de badplaatsen, over 't geheel genomen, slecht is, tenzy men de byzondere zeldzaamheid van meer brutale diefstallen - vergezeld van inbraak, mishandeling en moord, byv. - toeschryve aan de verslapte geestkracht van de hedendaagse annexatie-industriëlen.
Semi-ur zei dat die heren zich tegenwoordig meer toeleggen op hogere bankzaken, staatsleningen, aktiëngenootschappen, ondernemingen met premiën... voor de oprichters, enz.
Hoe dit zy, er moet 'n byzondere reden bestaan, waarom men zo weinig verneemt van roof op meer ouwerwetse manier. Elken avond verlaten honderden personen, die zo-even onder 't oog van de hele galerie grote sommen gelds by zich staken, de Kursaal, en velen hebben 'n eenzamen weg naar huis af te leggen. Aannemende dat dezulken voorzichtig genoeg zyn zich te doen vergezellen, of wel dat ze met rytuig naar hun woning gaan, dan blyft het evenwel opmerkelyk, dat dieven hen niet naar en in die woning volgen, of hen niet daar opwachten zelfs. De meeste huizen op zo'n badplaats zyn toegankelyk voor elken gauwdief die lust heeft zich tot contubernaal te maken van ieder dien hy bestelen en desnoods vermoorden wil. Daar dit zelden of nooit geschiedt, en daar de Politie zelfs tegen vreedzame zakkenrollers niet opgewassen schynt, zou men zich haast genoopt voelen de verklaring van m'n gnoom voor de ware te houden. De welwillende mensenvriend doet dit te liever, om-dat-i dan tegelykertyd een vergenoegden blik mag slaan op den moordwerenden invloed van de hedendaagse financie-beschaving. Wie zal 't aantal berekenen van de mensen die in leven bleven, alleen omdat de ryen der moordenaars zo vreselyk gedund zyn door de concurrentie van hoge russisch-leren kantoorstoeltjes? Eén franse Lening - model Thiers-Pouyer - bezorgt 'n gerusten nacht aan honderden, die onder 't vorig régime 's morgens tot hun grote verbazing zich met afgesneden keel, en ledige portefeuille, in hun bed zouden gevonden hebben.
Behalve 't zakkenrollen bestaat er op speelplaatsen, en wel aan de groene tafel zelf, een andere soort van schelmery waarvan 't bespieden niet onvermakelyk is. Men zou ze kunnen noemen: het aanvaarden van onbeheerde boedels. En zo werd ze dan ook met 'n franse uitdrukking gedoopt: faire les héritages. Dat ‘faire’ hebben we in 't Hollands heel aardig overgenomen. Ook wy zeggen: de man ‘doet’ in... 't een of ander. De beoefenaar van 't hier bedoeld vak maakt zich meester van masses welker eigenaar onbekend is. Hy gaat wel op diefstal uit, maar tracht de zaak zo aan te leggen dat er geen bestolene is, of althans geen klager. De manier waarop dit geschiedt, vereist zekere toelichting.
Evenals sommige spelers nu en dan aanspraak maken op 'n mise die anderen toebehoort, te goeder trouw menende dat zyzelf die gezet hadden, geschiedt het zeer dikwyls dat de ware eigenaar van 'n mise z'n geld uit het oog verliest. Dit kan vreemd voorkomen, daar het toch natuurlyk schynt dat ieder acht geeft op 'n zo rechtstreeks belang. De oorzaken van dit misverstand zyn menigvuldig. Het gebeurt meermalen dat 'n speler die in de achterste ry der omstanders geplaatst is, en dus de tafel niet overzien kan, een geldstuk meent te werpen op zekere chance die hy 'n ogenblik later als verliezer hoort uitroepen. Maar z'n mise was op 'n andere kans gerold, en kan dus buiten z'n weten gewonnen hebben.
Het is aardig by zulke gelegenheden op te merken, hoe by sommigen de begeerte om zich 't onbeheerde geld toe te eigenen, in stryd is met de vrees dat de ongeziene eigenaar, of iemand namens hem, wél kennis draagt van z'n aanspraak.
Ofschoon de croupiers slechts hebben af te rekenen met de op tafel liggende inzetten, en zich niet om de eigenaars daarvan hoeven te bekommeren, weten zy toch byna altyd meer van de herkomst dan sommigen aangenaam is. En zeer dikwyls wenden zy hun oplettendheid ten voordele van den fatsoenlyken speler aan.
Eens zag ik iemand een geldstuk op impair werpen. Er werd geroepen: neuf, impair, manque. De man scheen: deux, pair, manque, of zo-iets verstaan te hebben. Althans hy keerde zich om, en verliet de tafel, als iemand die na 't verlies van z'n éne stuk geen lust had verder te gaan. Het was zeer vol, en ik vond het niet de moeite waard door de menigte te dringen om hem beter in te lichten. Dit zou dan ook 'n fout geweest zyn, omdat welwillendheid op die plaats, allicht kon worden opgenomen als 'n verdachte poging om kennis te maken. Er zyn professeurs de jeu die den vreemdeling aanklampen met 'n kleine beleefdheid, die dan uitloopt op 'n verzoek om 'n middagmaal. Dat ze by zulke gelegenheid hem dan tevens uitnodigen z'n geld te wagen in een van hun menigvuldige systemes infaillibles, spreekt vanzelf.
Hoe dit zy, ik waarschuwde den man niet, wiens mise op impair gewonnen had, en verloor de zaak uit het oog. Enige ogenblikken daarna vertoonde hy zich weder, en wierp een geldstuk op pair. ‘Comment, zei de croupier, met de aan de Bank inderdaad heersende loyauteit, comment m'sieur vous jouez des deux côtés à la fois?’ Er bleek nu, dat de gedurende de afwezigheid van dien speler uitgekomen coups alle impair waren geweest. Zyn oorspronkelyke inzet was tot een niet onbelangryke som aangegroeid, en men had enige moeite om hem uit te leggen dat dit geld wel inderdaad het zyne was. Indien er facteurs d'héritages aan die tafel zaten, zyn ze zeker boos op den croupier geweest, omdat hy dien man uit den droom hielp.
Het jachtmaken op verlaten boedels vereist zekere scherpzinnigheid. De jager moet elke mise die op de tafel ligt, in verband brengen met het gelaat en de houding der aanwezigen, om daaruit op te maken of er masses zyn, waarover niemand zich bekommert. Spelers die met de hand of de râteau hun geld kunnen bereiken, zyn gewoon na elke uitbetaling enig blyk te geven van eigendom, door de masse even aan te raken of byeen te schuiven. Waar dit nu, na een enigszins lang voortgezet paroli, niet geschiedt, riekt de erfenisjager zeker spoor. Hy tracht in de ogen der omstanders te lezen, of de door hem begluurde boedel inderdaad onbeheerd is? Voor hy toeslaat, onderzoekt hy nogmaals het terrein, door 'n kleinigheid op de tafel te werpen, in de nabyheid van 't aas dat hem aanlokt. Indien de masse nogeens wint, schuift-i zyn mise - ook verdubbeld in dat geval - daarby. Eerst wanneer dit zonder protest wordt aangezien, meent hy den volgenden coup zeker van z'n taak te zyn, en hy aanvaardt de héritage. Geen trek op z'n gelaat mag dan verraden dat-i niet zozeer op kans speelt, als wel op buitenkansjes.
Maar... altyd gelukt het niet, zelfs niet na die laatste proef. Eens heb ik een industriëel van die soort heel aardig zien betrappen. Hy zat aan de trente-et-quarante-tafel, naast den croupier, noteerde zeer yverig de coups op z'n kaartje - alsof hy wachtte op 'n ‘figuur’ naar z'n zin - zette zelden iets, en dan nog slechts 't minimum, en gluurde rond. Een pruisisch officier die spelen wilde, en niet zelf zetten mocht - het is den officieren streng verboden - had zich achter den chef de partie geplaatst, en dezen een friedrich ter hand gesteld, met verzoek dien op rood te zetten, het vak dat onze jager recht voor zich had. De chef reikte den friedrich aan den croupier, waarschynlyk met de hem geworden opdracht, dat geldstuk gedurende een bepaald aantal coups te laten staan. Dit kon ik opmaken uit het vervolg. De croupier was bezig met het dooréén mengen van de kaarten voor 'n nieuwe taille, en legde den friedrich achteloos naast zich neer, en zeer dicht by ander goudgeld dat aan de Bank behoorde, zodat slechts de zeer weinigen die als ik hadden achtgeslagen op 't kort gefluister tussen den officier en den chef, en op de kleine beweging die deze met z'n arm gemaakt had, weten konden dat dit stuk voor 'n mise bestemd was. Even voor den eersten coup schoof de croupier het met een zo geringe beweging van z'n pink op de aangewezen kleur, dat slechts zeer weinigen konden opgemerkt hebben, waar 't vandaan kwam. Dit is zeker, dat onze boedelberedderaar in spe het niet wist. Ook 't gefluister en de pantomine achter z'n rug was hem onbekend gebleven... tot groot nadeel van z'n industrie, gelyk 't vervolg leert.
Rouge won twee keren, en het tableau stond zeer vol, vooral in 't vak van rood, daar de meeste spelers geheel of gedeeltelyk paroli houden. Sommigen lieten de gehele winst staan. Anderen namen enige stukken van de masse af, en gaven daardoor blyk van eigendom. Ook zy die niets terugnamen, roerden met hetzelfde doel hun inzet aan. Maar de vier friedrichs lagen daar als verweesd.
Ik stond aan den overkant, en had alzo de acteurs van 't kleine drama vlak in 't gezicht. De officier, die altyd achter den chef stond, geliet zich alsof hy 't plafond bewonderde. Toch bemerkte ik dat-i wel degelyk lette op de masse die hem behoorde. Chef en croupier toonden 't onverschillige gelaat van altoos. Maar de erfenisjager! Zyn ogen zochten den eigenaar van die vier friedrichs. Na den kring nauwkeurig gemonsterd te hebben, zonder blikken te ontmoeten die hem voorkwamen dat goud te bewaken, wierp hy aarzelend een tweeguldenstuk op rood, niet ver van den beoogden buit. Hierop schouwde hy weder vorsend rond, en niets ontdekkende dat hem in zyn plannen scheen te hinderen, schoof hy z'n mise nog iets nader. Ze raakte nu byna 't goud.
Onwillekeurig dacht ik by 't waarnemen van deze handgrepen aan zekere voorzorg van de dieven op Java, die voor ze een kamer binnenkruipen, waartoe ze zich toegang verschaften door ondergraving, een nagemaakt mensenhoofd op 'n stok gebonden, door de opening steken. Als er door 't graven alarm verwekt is, menen zy, zal er in de kamer iemand gereed staan om den kop die zich vertonen zal, met 'n klewangslag te ontvangen. Ze vervaardigen zo'n bliksemafleider van 'n klapperdop, dien ze toetakelen met gemoetoe, zwarte vezels die aan de stam van zekere palmsoort groeien. Klapper - kelapa - is kokosnoot, gelyk de lezer weet.
By 't verschynen van dat tweeguldenstuk bemerkte ik op eenmaal leven in 't gelaat van den chef de partie. Er bleek dat-i meer had te doen gehad met zulke klapperdoppen, en dat hy niet gewoon was toe te slaan, voor-i zeker was den echten kop voor zich te hebben. Hy zag den aanstaanden delinquent enige ogenblikken scherp aan, als om te verkennen tot welke soort van spelers hy behoorde. Daarop boog hy zich een ogenblik voorover, en fluisterde den croupier iets in 't oor. Ik zag hoe deze, zonder 't hoofd te wenden, z'n blikken even rusten liet op 't rode vak. Het spel ging voort. Rouge won. De croupier wierp schynbaar zeer onachtzaam een zilverstuk tussen de vier friedrichs, en betaalde daarna het gewonnen goudgeld. De officier maakte 'n beweging, als om de integriteit van zyn mise te handhaven, maar de chef gaf hem een wenk, en hy zweeg. De croupier zag 'n anderen kant uit. Men scheen het er op toe te leggen onzen erfenisjager 't wild goed onder schot te brengen. Met een onverschilligheid, waarvan 't gemaakte my in 't oog viel omdat ik de gehele zaak zo oplettend had gadegeslagen, maar die aan anderen echt kon toeschynen, schoof-i nu ook het door hemzelf gezette zilverstuk onder de massa. De annexatie was, om met de politici te spreken, 'n voldongen feit geworden. Zo kwam 't ook den officier voor, die opnieuw blyk gaf van ongerustheid. De chef de partie legde den vinger op den mond, verliet z'n stoeltje, en plaatste zich met opgeheven hand achter den jager, die er weinig aan dacht, dat-i op 't punt stond over te gaan in betrapt wild. Hy staarde op 't daar liggend geld, met 'n uitdrukking alsof hy 't onvoorzichtig vond die som bloot te stellen aan de kans van 'n volgende coup, en strekte de hand uit om z'n roof in veiligheid te brengen. Voor-i hierin slaagde greep de chef hem by de pols, en scheen hem zo te knypen dat-i de reeds opgenomen stukken moest laten vallen. De croupier zocht de beide zilverstukken uit de masse, en reikte hem die toe:
- Das ist Ihr Geld, zei de chef, op ‘Ihr’ drukkende tot het zoveel als ‘dief’ beduidde. Und nun...
Hy wenkte een paar zaalknechts.
- Der Herr verlangt seinen Hut, und wünscht nie wieder eingelassen zu werden. Man soll ihm die Bitte gewähren. Merkt euch sein Siengjalemang!
Dit beloofden de knechts. Ze leidden den betrapte met zekere statie naar de deur, en bevalen z'n ‘siengjalemang’ in de welwillende aandacht van de daar geposteerde politie-beambten.
Enige dagen daarna hoorde ik dien kerel uitvaren tegen de onzedelykheid van 't spel. Hy zat met 'n paar galgebrokken aan 'n tafeltje in de buiten-restaurant, en verzekerde z'n vrinden op erewoord dat zo'n Speelbank...
- C'est un repaire de voleurs, messieurs! Un antre de brigands! Un bouge infect! Un enfer d'immoralité! Un gouffre de perdition. Pour tolérer ces institutions-là, il faut être d'une perversité accomplie... comme tous ces maudits allemands du reste. Non contents de nous avoir pillés en France, ils nous égorgent ici dans leurs infâmes tripots! Ah, la revannnche!
Men kan er zeker van zyn, dat elke Fransman die op diefstal betrapt is, zich in de politiek werpt. Sommigen zelfs kiezen dit vak vóór ze betrapt zyn, en stellen dan hun industrie onder de bescherming der staatkundige atiën of ismen van den dag.
Onder de takken van nyverheid die niet zozeer rechtstreeks op 't spel betrekking hebben, als wel daarnaast en daardoor...
‘Bloeien’ is 't woord niet. Hoe zal ik 't noemen?
Nu dan, er zyn nog andere industrieën, en daaronder één die zo goed mogelyk 'n plaatsje krygt in 't volgend hoofdstuk.