Ideën, eerste bundel
119.
In myn Vryen Arbeid zeg ik dat de Kamers het volk niet vertegenwoordigen, en ik zie dat myn Uitgever het bewys daarvan toezegt in de eerste afleveringen van de Ideeën. Ik zal dat woord inlossen, maar kan dit niet terstond doen, omdat ik whisten ga van avond. Tot morgen dus.
Ik ben niet gestemd tot schryven. Verbeeld u dat ik redelyk goed whist, dat ik - over 't geheel - goede kaarten heb gehad, dat ik met m'n aide meer trekken gemaakt heb dan myn tegenparty... en toch wist men my te beduiden dat ik verloren had, en betalen moest.
Die rekening kan niet goed wezen.
Ik betaalde, maar met weerzin. Wrevelig stond ik op, en daar de avond nog niet om was, speelde ik biljart. Ik stootte doorgaans gelukkig, maakte carambole op carambole, telde meer punten dan m'n tegenparty. Toch zeiden de omstanders dat ik verloren had, en betalen moest.
Die rekening kan niet goed wezen.
Daarover nu ben ik zo ontstemd, dat ik me maar kort - en niet goed misschien - zal afhelpen van het bewys dat de Tweede Kamer het Nederlandse Volk niet vertegenwoordigt.
Het ideaal ener regeringsvorm is: absende van regering. Wat maakt het naderen tot dat ideaal mogelyk? Vermindering der behoefte van een Volk om geregeerd te worden, dat is: ontwikkeling, beschaving, verlichting, enz. Als ieder wist wat hy doen moet, en daarnaar handelde, ware alle regering overbodig. Ik spreek niet van bestuur. In 'n fatsoenlyk gezelschap heeft men geen Koning of Keizer nodig, om te beletten dat de gasten hun benen op tafel leggen, of zitten gaan op 't hondje van mevrouw. Wie, par inadvertance, gaat zitten op dat hondje, of z'n benen uitstrekt tussen de schotels, wordt gewaarschuwd door eigen besef zyner onbehoorlykheid, door 't janken van 't hondje, of - en dan is 't al heel erg - door den wenk van een der medegasten. Van boete, van straf, is geen spraak. De natuurlyke straf ligt in den boezem van den misdadiger zelf. In de zogenaamde zedekunde noemt men die straf de stem van 't geweten, en in gezelschap heet ze confusie. 't Komt overeen uit. Die beide dingen komen neer op 'n onaangenaam gevoel van degradatie, waarvan men verlost wil wezen, en - maar dit zeer parenthesiaal - 't is de vraag of er confusie is en gewetenswroeging, in 't gemoed des bewoners van een, overigens onbewoond, eiland? Op de vraag ‘wat is zedelykheid op zo'n eiland?’ hoop ik later terug te komen. 't Is een gewichtig onderwerp.
Absentie van behoefte aan regering is een onbereikbaar ideaal. Natuurlyk, anders was 't geen ideaal. Evenals in veel dingen, is hier de eis: voortdurend streven, en 't resultaat: benadering.
De regeringsvorm die dit streven 't meest in den weg staat, is de slechtste.
De regeringsvorm die dit streven toelaat, bevordert, zoveel mogelyk vruchtbaar maakt, is de beste.
Dit alles is duidelyk, naar 'k meen. Toen ik dit Idee begon, was m'n voornemen een lang stuk te schryven, maar een briefje dat ik zo-even ontving, en dat me verdrietig maakte, noopt my tot kortheid. In de hoop daarop later terug te komen, sla ik nu de oorzaken over, waardoor alle eerste regeringsvormen waarschynlyk zyn geweest: patriarchaal. Daarna werden ze monarchaal. Vervolgens republikeins. Die republieken zyn van velerlei soort: demokratisch, aristocratisch, polycratisch, ochlocratisch, oligocratisch, alle meer of min autocratisch, despotisch en tyrannisch.
Uit het botsen der belangen en denkbeelden is voortgekomen...