Volledige Werken. Deel 7. Ideeën, zesde bundel. Ideeën, zevende bundel. Aleid. Onafgewerkte blaadjes
1251.
De buitenblinden waren gesloten, wat Wouter niet verwonderde daar het nog zeer vroeg was. Maar wel was z'n verbazing groot, toen hy bemerkte dat de deur áánstond. Zou die den gehelen nacht open geweest zyn? Was Vrouw Claus zo vroeg reeds uitgegaan? Of misschien Femke-zelf? Helaas, zou ze dáár wezen? Moed om 't meisjen op te zoeken by de Holsma's, had-i niet. Hy was beschaamd voor die familie, en bovendien, hy durfde de stad niet in, om die gekke jas! Zeer waarschynlyk had juist de afkeer om zich in de straten te vertonen, hem 't denkbeeld ingegeven hulp of raad by Femke te zoeken, of wel - indien ze hem noch het een noch het ander verschaffen kon, gelyk immers te voorzien was - haar tot vertrouwelinge van z'n kommer te maken, om wat troost. Zeker zoud-i niet tot dit besluit gekomen zyn als 't meisjen in de stad gewoond had, en niet op 'n buitensingel waar ze bereikt worden kon zonder 'n spitsroedengang tussen de ryen van 't straatpubliek. By 't opsporen van de oorzaken onzer handelingen, moeten we niet zelden afdalen tot het nietigste. Wouter wist niet dat er verband was tussen liefde en stryd, en al ware hy in dit opzicht minder onkundig geweest, dan nog blyft het de vraag of-i lust zou gevoeld hebben zich in z'n allerzonderlingst costuum te vertonen aan de uitverkorene van z'n hart. Bovendien, nooit had hyzelf zich rekenschap van z'n verhouding tot Femke gegeven. Nog altyd dobberden z'n aandoeningen op de grens die 't kind overschryden moet om mens te worden, en 't was meer de ontwakende behoefte aan liefde die hem vervulde, dan de liefdezelf. Wouter was niet veel meer dan 'n jongen, en wanneer-i met wat meer juistheid z'n standpuntje begrepen had, zoud-i ontheven zyn geweest van 'n groot deel der schaamte over z'n bespottelyke uitrusting. Wel beschouwd kwam 't er nog drommels weinig op aan, hoe hy er uitzag. Maar hy was alweer niet jong genoeg ook, om onbewust de voordelen van z'n onbeduidendheid te genieten. Hoe dit zy, de nood perste, en hy voelde instinctmatig behoefte aan 't ontmoeten van iets liefs, iets vriendelyks, na al 't lelyke waarmee men hem sedert zo langen tyd oververzadigd had. Toch wist-i zeer goed dat Femke niet by machte wezen zou hem z'n kleren terug te bezorgen, noch de verhouding tot die gevreesde patroons in orde te brengen, noch hem te verzoenen met z'n moeder die woedend wezen zou als ze te weten kwam dat-i onfatsoenlyk was geweest, parasols gebroken, en fortuinen met voeten geschopt had. Neen, neen, Femke zou hem niet kunnen helpen! Byna begon hy te wensen dat-i niet dáár was.
Maar Vrouw Claus dan? Evenmin! In godsnaam, als-i zich dan maar 'n ogenblik in haar huisje mocht neerzetten, haar z'n nood klagen, en... 'n dikken boterham eten. Dát zou hem de kracht geven om afscheid van 't leven te nemen. Hy wou wel sterven, heel graag zelfs, als-i maar niet zo'n honger gehad had! Dááraan eerst 'n eind gemaakt, en dan...
Juist wilde hy de deur openstoten en binnengaan, toen z'n aandacht werd getrokken door 'n luid gelach. Het kwam van verre. Over 't bleekveld heen, den weg op, zag Wouter twee gestalten die hem schenen te naderen. Met begerigheid elk voorwendsel aangrypend om 't gevreesd binnentreden uit te stellen, staarde hy zo scherp mogelyk op de beide personen die in luidruchtig gesprek schenen. Van lieverlede werden de omtrekken duidelyker. De een scheen 'n jong zeeman, en de ander... myn God, was dat Femke niet? Wouter keek zich blind, en moest telkens de ogen uitwissen om opnieuw... ze wás het! En de ander? 't Was wel waarlyk 'n matroos: wie anders draagt zo'n gelaktleren hoed? Van tyd tot tyd kaatsten daarop de nog horizontale zonnestralen in schitterend goud af, zodat Wouter de ogen sluiten moest als ze door dien glans getroffen werden. Maar, ze weer opslaande, kon hy zich niet troosten met onzekerheid. Femke liep daar in den zeer vroegen morgen - byna was 't nacht nog - met 'n matroos! Ach, Wouter zou minder tydmeterig-fatsoenlyk met z'n aandoeningen hebben omgegaan, wanneer de begroting van de heren Ouwetyd & Kopperlith vyf-en-twintig gulden 's jaars had kunnen dragen aan busrecht!