Ideën, vijfde bundel
1071.
Waarlyk, het is niet uit Heloïses dat het personeel der publieke huizen gerecruteerd wordt, 'n soort van wezens die zich veel minder ongelukkig voelen dan de oppervlakkige beschouwer gewoonlyk meent. De laagheid der oorzaken van haar val werken tot het laatste toe gunstig op haar schandelyke tevredenheid. Hetzelfde schepsel dat op haar achttiende jaar, even voor 't beslissend ogenblik - ik citeer! - de opmerking maakte: ‘dat ze toch liever den roden palmrand had...’
De voor haar ‘eer’ bedongen prys zou 'n omslagdoek zyn, dien ze ergens in 'n winkel achter de glazen had zien hangen!
...dezelfde vrouw was tien, twaalf jaren later zo byzonder in haar schik, omdat ze nu by zo'n ‘beste maddam’ was. ‘Alle dagen twee vlezen, m'nheer! Ik heb drie zyden japonnen, en... we hoeven ons niet te kleden voor 's avonds zes!’
Hysterisch was deze epicuriste van 't bordeel gewis niet! My dunkt dat overmatige geslachtsdrift wel de laatste verkeerdheid is, die men haar billykerwyze zou kunnen te last leggen. Ze was eenvoudig 'n handelaarster die voor eigen gebruik niet byzonder gesteld was op de waren die ze verkocht. Dit verschynsel is, ook in andere vakken, ver van zeldzaam.
Mocht er overigens nog bewys nodig zyn, dat wellust en ontucht geheel verschillende zaken zyn, dan lette men slechts op vrouwspersonen die na geruimen tyd te hebben geleefd in wat men de diepste vernedering noemt - ik ken láger standpunten! - eindelyk door 'n gelukkig toeval terugkeren in de Maatschappy, zoals het heet. Enkelen besluiten haar loopbaan met 'n ‘fatsoenlyk’ huwelyk. Dan zyn ze voorbeelden van steile deugdzaamachtige kuisheid, en maken - finaal onverleidbaar - als Kappelvrouw 'n zeer goed figuur. Zelfs voor romanheldin zyn ze dan te kuis, want reeds in 't eerste hoofdstuk schreeuwen ze de buurt by elkaar, indien de verleider 't waagt van haar hondje te dromen. Zó'n bravigheid maakt alle volgende hoofdstukken onschryfbaar, ook voor den bekwaamsten Richardson, den prototype der zal ze wél, zal ze niet-romanschryvers.
Ten onrechte zoeken sommigen de oorzaak van die ‘deugd’ - het feit is erkend - in verzadiging. Wellust laat zich zo min eens-voor-al verzadigen als honger en dorst. De russische Catharina's vasten niet, na- en omdat ze zo begerig waren als prinsessen van Zerbst. Niemand zal toch beweren dat de man die enige jaren van z'n leven zich geoefend heeft in 't verslinden van veel spys, daarom eindelyk geen behoefte voelen zou aan voedsel. Het tegendeel is waar. Vraatzucht neemt gaandeweg toe.
Ik mag nu dáárlaten in hoever dit voorbeeld van strikte toepas-sing is, omdat publieke vrouwen - ook al ware er verzadiging mogelyk, in 't algemeen - niet het minste gevaar lopen van overmaat. Elk industrieel, ieder die verstand van ‘zaken’ heeft, kan lichtelyk berekenen dat de levering, het debiet, zeer beperkt is door concurrentie. De ondernemers dezer soort van slavenhandel klagen over Vryen Arbeid!
Iets dergelyks zeide Piron:
‘Bonsoir, monsieur!’ ‘Bonsoir, madame!
Le commerce va-t-il bien fort?’
‘Oh non, monsieur! Les honnêtes femmes
Nous font aujourd'hui bien du tort!’
't Spyt me dat ik hier in gezelschap kom van 'n schryver die... Het doet er niet toe. Wat die Piron hier geeft als pikante boutade, is de eenvoudige waarheid, mits men z'n ‘aujourd'hui’ wegwerpe, dat naar verzenmakers-manier maar 'n stopwoord is om den regel te vullen. De in z'n saillie vervatte opmerking namelyk, is altyd en overal van toepassing geweest. Dit durf ik zeggen, op 't gevaar af van misverstaan te worden. Ik bedoel geen sarkasme, geen zogenaamde ondeugendheid. Evenmin tracht ik 'n mening uit te venten voor nieuw, die sedert lang by lieden die deftigheid putten uit afschuw van waarheid, werd gebrandmerkt als cyniek, en even lang reeds 'n gemeenplaats is in liederlyke kringen, waar de waarheid schynt gezocht te worden in 't wegwerpen van decentie. En, bovenal, ik wil niet lasteren. M'n bedoeling is in wysgerig-gemoedelyke overtuiging te zeggen wat ik voor waar houd, op 't gevaar af dat die waarheid in 't oor der lezers 'n geheel anderen klank hebbe, dan met myn stemming over dergelyke onderwerpen overeenkomt. Wat deze stemming zelf aangaat, het is wel treurig dat zy inderdaad kan gelden voor iets nieuws. Er moet veel bégueule valsheid en veel valse geestigheid worden terzy gedrongen, voor myn opvatting de plaats kan innemen die haar toekomt.
Piron had gelyk!
Maar, nog eens, wat hy uitte als 'n lichtzinnige aardigheid - ik vind er niets grappigs in! - bevestig ik in nuchter-statistischen zin. Het is met cyfers te bewyzen dat Piron gelyk had.
Gegeven: zóveel mannen tussen de achttien en zestig jaren, waaronder zóveel ongehuwden. Gegeven: zóveel gehuwde mannen wier vrouwen zekeren ouderdom hebben bereikt, of die om andere redenen...
Gegeven: zóveel hartstocht, zóveel schoonheidsgevoel, zóveel zinnelykheid, zóveel luim, in één woord: zóveel physische, psychische en maatschappelyke toestanden, d.i. zóveel werkelykheid. En:
Gegeven de officiële prostitutie volgens de registers der politie, afdeling: moralité publique, waarin slechts zéér weinig publieke vrouwen staan opgeschreven...
Reken maar na, lezer!
Toch zou ik deze opmerking niet openbaar gemaakt hebben, indien de conclusie die daaruit onvermydelyk volgt, in myn mond de betekenis had die aan zulke beschouwingen gewoonlyk gehecht wordt. Men is voor ernstige opvatting bedorven, óf door 'n preuts uitwyken voor de waarheid, óf door tegenzin in liederlyke plompheid, óf en vooral door 't uitvloeisel van deze beide afwykingen, d.i. door 'n afgezaagd spelen met het quasi-pikante. De armoedige geestigheid van zo'n Piron zou geen reden van bestaan hebben, indien men niet door huichelend zwygen 'n premie uitreikte aan ieder die door zekere slinksheid van zinwending 't verbodene wist uit te drukken. Alle zogenaamd aardige toespelingen op 't geslachtsleven zyn van slecht allooi, en zouden niet te plaatsen zyn, wanneer men gewoon was aan oprechte - d.i. werkelyk kuise! - taal. In den bybel, die zoveel heerlyke modellen bevat van alle soorten van litteratuur - het geestige vooral niet uitgesloten - komt geen enkel gezegde voor, dat door dubbelzinnigheid tot lachen opwekt. De oorzaak ligt in de oprechtheid waarmee daarin alles by den naam genoemd wordt. De naieve schryvers maakten van den byslaap zo min 'n mysterie als van eten en drinken. Het zoeken naar 'n kronkelend omwegje tot het voorstellen van 'n denkbeeld dat niet ronduit mag genoemd worden, zou dus door hen den armzaligen uitvinder niet toegerekend zyn als iets kunstigs. En hiermee verviel vanzelf de povere industrie van de zogenaamd pikante dubbelzinnigheden.
Wat my betreft, ik eis dat men myn beschouwingen over dergelyke onderwerpen opvatte in bybelse stemming, en ze niet op één lyn stelle met franse geestigheidjes die ik sedert veertig jaar ontwassen ben, of waarin ik - zó is het! - nooit smaak heb gevonden. Waar ik spreek van 't geslachtsleven, doe ik dit als mens, als volwassen man, als iemand die waarheid zoekt, en niet als 'n jongen die meent aardig te zyn door met woord- of zinspeling 'n verbod te ontduiken. 't Getuigt niet voor m'n al te gemoraliseerd Publiek, dat ik dit zo nadrukkelyk moet verzekeren, maar te oordelen naar 'tgeen ik van dat Publiek onder de ogen kryg, is deze verzekering hoognodig. Sommige myner lezers staan misschien nog laag genoeg om by dubbelzinnigheden van den hier bedoelden aard te lachen. Ik niet. Myn hoofdindruk is medelyden met den arme die aan zó'n Publiek denkbeelden van anderen aard moet verstaanbaar maken, medelyden met mezelf alzo. Eens-voor-al dus, waar ik spreek van byslaap of geslachtsleven, doe ik dit met dezelfde eenvoudigheid, als waarmede ik 't schaatsryden of 'n grondwet behandel. De kwajongen die gesteld is op 'n anderen toon, of die in myn toon iets anders zoekt, wordt zo onheus mogelyk uitgenodigd zich te voorzien by Piron, e.d. Er is veel verschot in deze soort van grappenmakers, want de waar die zy leveren is allergoedkoopst. Auteurs en artisten kunnen dik worden by zulke leverantie. En hun klanten ook.