Multatuli.online


1238.

Het zou my aangenaam zyn indien de lezer zich by deze gelegenheid herinnerde wat ik in den vyfden Bundel over ‘misgrypen’ gezegd heb, over het byna doorgaand dooreenhaspelen van kemels en muggen, over 't wegschenken van aandacht aan nietige byzaken, en de hierdoor onmisbare verwaarlozing van de hoofdzaak. Het lust my de aangevangen verhandeling over Buitenplaatsen 'n ogenblik af te breken, en 'n anekdote te vertellen, die - vergeving, o Nederlanders! - noch Scarron, noch Molière, noch de ‘ouden’ is nageschreven. Ook de zeer bekende leverancier van hollandse denkbeelden Stuart Mill heeft er geen deel aan. Wie volstrekt op namaak gesteld is, denke maar dat ik ze overneem uit 'n uniek exemplaar der werken van m'n vriend Cervantes.

Het stukje speelt te Valladolid. Ik weet niet of de lezer deze stad kent, en den goeden pastoor Alonzo Ramirez, den kanunnik in de hoofdkerk, die zo'n mooi kabinet van schilderyen heeft, en zo'n kunstkenner is, en zo dweept met den bruinen Murillo? Van hém heb ik iets te vertellen, maar als ik me vergis in de spelling van spaanse woorden, vraag ik verschoning, want... ik ken de historie maar van horen zeggen, en niet uit Cervantes.

- Er zyn mensen die zich groot voordoen in 't kleine, maar klein zyn in 't grote. Zelden meten wy onze inspanning, onze aandoeningen, ons oordeel en ons gedrag, aan 'n juisten maatstaf. We besteden reuzekracht aan nietigheden, en menen grote bezwaren uit den weg te kunnen zetten zonder veel moeite. De ware zedelykheid bestaat in nauwkeurige schatting van den aard der dingen. We verslonsen ons gemoed aan ingenomenheid met nietigheden, en maken bankroet, als er wissels worden aangeboden door iets wezenlyks. Gyzelf, Dom Alonzo - schoon 'n brave kerel anders, en juist niet dommer dan sommige anderen - vergist u gedurig in 't wel meten van uw ziel.

Aldus bepreekte een spaans edelman die in wysbegeerte en zedekunde deed, z'n vriend, den goeden pastoor Alonzo Ramirez, die zo'n kunstkenner was en zo dweepte met den bruinen Murillo.

Dom Alonzo protesteerde, en zei dat-i zich niet schuldig kende aan de fout die z'n vriend hem ten laste legde.

- Ik slordig meten? Ik, kanunnik van de hoofdkerk? Wel, daarvan zou 'k wel eens 'n bewys willen zien. Drie realen gouds aan wie 't me levert, Dom Pedro!

- Hm... 't is te weinig! Voor drie en 'n halve reaal wil ik 't doen, maar geen marevadis minder. Sluit gy de weddingschap, dan neem ik aan, heden nog u te betrappen op struikeling over iets nietigs, terwyl ge u over belangryke zaken luchtigjes heenzet. Op onverantwoordelyke lichtzinnigheid aan de ene zyde, op overdreven verontwaardiging aan den anderen kant... op onzedelykheid alzo! Want, geloof me, Dom Pedro, de ware zedelykheid bestaat in juist meten.

De goede pastoor nam de uitdaging aan, en verliet z'n vriend Dom Pedro in de stellige hoop dat-i weldra drie en 'n halve reaal goud-gewicht ryker wezen zou, een vooruitzicht dat hem zeer aangenaam was, want hy had geld nodig voor z'n armen. Hy beloofde zichzelf, allernauwkeurigst te meten, en aan elke voorkomende zaak juist zoveel ziel te besteden als ze waard was, niet meer, niet minder. Een zeer braaf mens zynde, meende hy dat dit hem niet heel moeilyk vallen kon, daar hy slechts de inspraak had te volgen van z'n goed hart. Wél-opgevoed en bekwaam daarby, behoefde hy niet lang na te rekenen hoeveel beleefdheid hy moest ten koste leggen van den Alcade van Valladolid, dien hy op z'n weg ontmoette... aan Doctor Muygeleerd, den professor in hogere dierkunde... aan Dom Pasquale, die hem eenmaal 's weeks te dineren vroeg, en aan de vrouw van den stadscommandant, 'n lieftallige dame van groten invloed. Ook aan de armen en geringen betaalde de eerlyke Dom Alonzo precies wat-i schuldig was. De kreupele oude Mariquita kreeg 'n groet van hem, met ‘gods zegen’ en wat kopergeld... het minste niet onder de drie geschenken. Aan Bemmo, den dronken timmerman, raadde hy uitslapen aan, 't beste wat 'n beschonkene doen kan, en hy onthield zich van waarschuwing aan de dienstmaagd van Donna Dolorez, dat er 'n servet uit het venster van haar meesteres wapperde. ‘'t Mocht eens 'n telegram zyn!’ dacht de goede pater, en spelbreken of pretbederven was z'n zaak niet. Als Donna Dolorez in verboden telegrafie deed, zou hy dat in de biecht wel te weten komen, en dan was het tyds genoeg voor de correctie van de zaak. Geloof wint haast uit, gelyk men weet. Tehuis komende, bekeef hy z'n oude dienstmaagd, die de een-of-andere olla had laten aanbranden, juist binnen de grenzen van z'n plicht. Had-i meer gegromd, hy ware te streng geweest. ‘Want, dacht-i, ook ik verzuim soms iets... niemand is volmaakt... en derd'half reaal goud is 'n hele som!’ Had-i minder gezegd, hy zou zich hebben schuldig gemaakt aan te verregaande toegevendheid, waaruit had kunnen voortvloeien dat alle toekomstige olla's gevaar liepen van aanbranding, en voorts de mogelykheid dat-i z'n huishoudster de deur zou moeten wyzen. Wie doet dat graag? Alles wél beschouwd, was ze zo kwaad niet, meende hy, en... drie en een halve reaal aan goud...

- Ik geen maat houden? riep hy. Dát zou me toch zeer verwonderen! Ik doe niet anders, m'n leven lang! M'n vriendje Pedro mag z'n goud wel gereed houden. 't Is te hopen dat zyn weegschaal goed is, zyn gewicht! Ik geen maat houden?

Daar beet hem 'n mug, die juist bezig was - op vastendag, per todos los Santos! Is 't geen gruwel? - zich 'n middagmaal byeen te zuigen uit Dom Alonzo's rechterwang. De eerste indruk van den verontwaardigden en gebeten man was... zichzelf 'n harden oorveeg te geven, harder dan stipt genomen nodig is om 'n mug te doden...

- Hm, dacht-i, met drie en 'n halve reaal kan ik veel goeds doen! Je vangt me niet, Dom Pedro!

En hy doodde de mug matiglyk.

De lezer gelieve in te zien dat de kans van Dom Pedro niet best stond.

't Was biechttyd. De goede Alonzo luisterde met welgemeten aandacht naar de bekentenissen van z'n biechtkinderen, en gaf ieder 't zyne. Hy verdeelde een behoorlyke dosis zachtmoedigheid over 'n gepast quantum strengen ernst, en ieder was tevreden... behalve de Duivel, wiens ontevredenheid men zich niet hoeft aan te trekken.

Daar naderde een vreemdeling. Hy was gehuld in den onmetelyken mantel die van oudsher zo'n belangryke rol speelt in de romans, en nu ook in deze vertelling. De man biechtte... vreselyke dingen!

Om te beginnen: hy had - op 'n goeden Vrydag! - de kathedraal van Saragossa bestolen...

- Braaf is 't zeker niet, myn zoon, zei Dom Alonzo. Maar daarbóven is genade. Geef 't geroofde terug, en voorts...

Hy legde den dief 'n kerkelyke straf op. Duizend ‘engelse groetenissen’ voor 't afschuwlyke stelen. En voor 't ontheiligen van den allerbesten Vrydag, duizend-en-één. De zondaar ging voort. Hy had het ongeluk gehad z'n enigen zoon aan de Moren te verschacheren voor tien sequinen...

- Braaf is 't zeker niet, myn zoon, zei Dom Alonzo. Maar daarbóven is genade. Ga naar Marokko, koop uw jongen terug, en voorts...

Volgt de kerkelyke straf: 'n paar dozyn ave's of zo-iets.

De kinderkoopman had in 'n ogenblik van gereed-gemaakte geestdrift, z'n vader en moeder doodgeslagen.

- Braaf is 't zeker niet, myn zoon, zei Dom Alonzo. Maar daarbóven is genade. Laat drieduizend missen lezen voor 't zielenheil uwer geliefde ouders, beloof my dat ge 't nooit weer zult doen, en voorts...

Volgt de kerkelyke straf: 'n paar dozyn ave's of zo-iets.

- En nu, myn zoon, ga heen, en zondig niet meer. Richt uw gebroken ziel op uit haar vernedering, en bouw op de grenzeloze genade des nooit volprezen Verlossers, die ook voor U gestorven is. Zie daarginds aan den wand zyn beeld, tot heil der gelovigen zonnetintig op doek gebracht door den enigen Murillo...

- Eerwaarde vader... dát 'n Murillo? Dat prul? 't Is 'n croûte...

- Schelm! Dát vergeef ik je in eeuwigheid niet!

- Beste Alonzo, mag ik je om drie en 'n halven reaal verzoeken? zei Dom Pedro die z'n mantel afwierp.

- Caramba, riep de gefopte pastoor, verloren heb ik... maar - en nog eens: caramba! - als ik geweten had dat de zaak zo zou aflopen, had ik voor 't zelfde geld m'n keukenmeid 'n beter standje gemaakt!

We laten Dom Alonzo Ramirez aan z'n komieke wanhoop over en keren snel naar onze Buitenplaatsen terug, uit vrees dat ze geheel zouden verdwenen zyn voor 't afwerken van 't volgend hoofdstuk.