Ideën, eerste bundel
77.
‘Inderdaad, die man is...’
Myn vriend of zo-iets hield daarop 'n verhandeling over mislukte genieën - die er niet zyn - en trachtte my over te halen iets te doen voor den man die zo gedéclasseerd was.
Ik dacht na. Ik legde de kleiige kruim van 't broodje naast de aan 't geheugen klevende brokstukken onsterfelykheid, en kwam tot deze conclusie:
Als 't waar is, dat die onsterfelykheid minder kleiig is en voedzamer dan 't broodje - wat ik niet weet - dan moet die man chassez-croisez kommanderen aan beroep en roeping. Hy moet brood bakken in legen tyd, en onsterfelykheid van 's middags vier tot 's morgens acht.