Multatuli.online


1052a.

- En wat heeft uwe daar dan voor 'n boekje? vroeg juffrouw Pieterse.

- Het is een voortbrengsel, of anders gezegd: een werk van een onzer eerste vaderlandse dichters, sprak Pennewip met plechtigheid, ja zelfs... ik zou durven zeggen van den eersten of... den voornaamsten, ook wel de Vorst der nederlandse dichteren genoemd. Hy is 'n man, juffrouw, die in godzaligheid voor niemand behoeft uit den weg te gaan. In den vollen zin des woords zou ik hem durven rangschikken onder de Belyders. Dit boek, juffrouw, bevat een komedie, en wel van de soort die wy gewoon zyn treurspelen te noemen... omdat er iemand in sterft.

- Zie je, moeder, precies wat ik uwe altyd gezegd heb, reklaamde onze Stoffel.

- Ja, juffrouw, daar wordt in gestorven. Ziehier op 't laatste blaadje zekere Machteld... ‘dank, Hemel, ik bezwyk’ zegt ze, en ze stort neder op 't lyk van Floris... ah ja, die Floris zelf is ook dood. 't Is inderdaad een treurspel.

Zie slechts hier. Hy overleed vier regels vroeger aan de gevolgen van een groot verraad... en... en...

Meester bladerde.

...op deze bladzyde, of pagina, sterft er ook een. ‘Graaf, vaarwel! Gedenk my met gebeden! (hy sterft.)’ staat er. Uwe ziet dus wel dat het een treurspel is.

- Net wat ik zei, moeder!

- Ja, 'n treurspel! En wel van 'n dichter, juffrouw, 'n dichter... hoor eens:

Woerden de hand aan den degen slaande

Zoo straff' de Hemel mij...!

Velzen hem weerhoudende en op Floris toeschietende

Laat mij hem 't hart doorstoten!

De Edelknaap tusschen beiden schietende met uitgetogen' degen, en Velzen een' stoot op het harnas toebrengende

Sta, Moorder, neem den proef...!

Velzen dezen den opgeheven' dolk in de borst dryvende, die er in zitten blyft:

Lig daar, vermeetle wulp!

- Wat zegt uwe dáárvan? vroeg de meester.

Alles was 'n ogenblik stom van verbazing.

- Ja, zei eindelyk Stoffel, en alles zo krek met staande en liggende regels. ‘Wulp’ stáát weer, zie je Wouter?

't Kind had den moed niet, te vragen wat 'n wulp was? Gelukkig. In 't voorbygaan hoop ik dat de lezer aandachtig genoeg is om me 't kwalyk te nemen dat ik aan Stoffel 't woord: krek in den mond leg, omdat het alleen by boeren, en dan nog slechts in sommige streken van ons landje gebruikelyk is. Welnu, dit is niet altyd zo geweest. In den tyd van m'n verhaal was de uitdrukking ‘Correct’ wel reeds gedaald tot de sfeer der Pietersens, maar nog niet voorgoed naar 't land verhuisd.

Over dit betekenisvol afzakken der woorden, verwys ik naar blz. 396 van deel III.

Pennewip keurde Stoffels opmerking volkomen goed, en zei dat men zó de voortbrengselen der letterkunde moest genieten...

- Let daar dan goed op, Wouter, vermaande de moeder.

- En méér nog, juffrouw, ging de meester voort. Om de ware grootheid van zo'n dichter goed te beseffen, moet men vooral bedreven zyn in... de taal. De kunde van zo'n man is verbazend. Al wat ik aan myn voedsterlingen, leraar, of... onderwys, of... inprent - want leraren is zoveel als onderwyzen, juffrouw. Ik zoude ook vryheid gehad hebben te zeggen: alle zaken waaromtrent ik myn leerlingen onderricht mededeel - nu, juffrouw, dat alles is hem tot in de fynste byzonderheden bekend. De man kon gerust een school opzetten... niet dat ik hem dit aanraad - de verdiensten zyn gering, juffrouw! - doch ik bedoel slechts dat dezelve de daartoe nodige bekwaamheid wel bezitten zoude. Zolang ons Vaderland zulke personen in deszelfs boezem draagt...

Het hele gezelschap was één poging tot verbaasdheid. Stoffel knikte tevreden, alsof er nu eens eindelyk wat verkondigd werd, dat de moeite van 't aanhoren waard was. Al de anderen, op Wouter na, steunden op elkaar. Zo gaat het meer. We hebben hier 'n vry juist model van 't profanum vulgus voor ons.

Toch verstoutten zich de gelaatstrekken van Pennewips publiekje, iets vragend uit te drukken. Een beetje opheldering scheen niet ongewenst. Het was alsof men stilzwygend beloofde dat de bewondering er niet onder lyden zou. Men scheen niet te vra-gen: waarom moeten we dat zo mooi vinden? De bedoeling was: mooi-vinden zúllen we... help ons maar aan 'n reden!

Nu, die reden zou Pennewip leveren:

- Zie eens hier, juffrouw! Ik weet wel, of liever, ik kan gissen of... veronderstellen - volgens sommigen: vóóronderstellen, omdat het 'n onderstelling is die de zekerheid als 't ware voorafgaat - ik kan dan als nagenoeg uitgemaakt aannemen, dat uwe zich in den regel, of... gewoonlyk, of... wat men zou kunnen noemen: dagelyks en... uitsluitend, niet bemoeit met declinatiën...

- Gut nee, meester!

...ook wel genoemd: verbuigingen. Maar uwe zult toch wel begrypen, of... inzien, dat alles om 't zo eens uit te drukken deszelfs eisen heeft, nietwaar?

Juffrouw Pieterse betuigde met 'n hoofdknikje dat zy de gegrondheid van deze mening volkomen inzag of... begreep. Pennewip scheen dit zeer verstandig te vinden, en ging voort:

- Ziet uwe daar die komma wel, of... juister gezegd die... apostrofe?

- Jawel, jawel, meester, riep juffrouw Pieterse, o zeker, zeker, ik zie 'm heel goed. Kyk jy ook eens, Trui!

- En dáár staat er nog een, ging Pennewip voort. Laat de andere juffrouwen ook eens zien.

't Boek ging rond. Juffrouw Pieterse was bly, dat de inspanning tot begrip, die weldra van haar zou geëist worden, 'n beetje verdeeld werd over 't hele gezelschap. Om de verantwoordelykheid nog wat verder af te leiden, betrok ze ook Wouter in de zaak.

- Laat het kind toch ook 'ns zien! Hy is er net in de jaren voor. Kyk nu goed, Wouter! Een jongen als jy moet altyd proberen wat te leren. Zie je 'm nu wel, die... die... hoe heet het ook, meester?

- Wat de gedaante aangaat, juffrouw, zoude men het een komma kunnen noemen, doch ten gevolge der enigszins verheven plaats waarop de zeer kundige schryver dat teken zettede, ontvangt hetzelve de kracht...

Wouter tuurde in 't boek, en was verdrietig over z'n domheid. 't Mocht hem niet gelukken iets schoons te zien.

...de kracht of de betekenis of de strekking...

Wouter wreef z'n ogen uit, en kon maar niet aan 't genieten raken. Hy was te eenvoudig-oprecht om verbazing te tonen die hy niet voelde.

- Het ontleent aan z'n verheven plaats de strekking, ging meester voort, om de hoofdeigenschap diens uitgetogenen degens te verklaren. Die degen is vierde naamval, juffrouw! En dit is alsmede de eigenschap des opgehevenen dolks.

- Precies! riep Stoffel.

- Vierde naamval! De kundige dichter...

- Kyk dan toch in 't boek, Wouter, en luister goed, riep de moeder. Zie je 't nu?

- 't Is 'n afsnydingsteken, riep Pennewip. En waarom? Wat doet de Edelknaap? Hy schiet tussen-beiden.

- Zie je 't nu eindelyk, Wouter?

't Kind staarde op het boek, en werd bleek van verdriet, en begon te beven. Och, het was dan wáár, wat men altyd zeide, dat er van hem nooit iets zou terecht komen! Hy voelde zich wanhopig.

- De Edelknaap schiet tussen-beiden... waarmee? Waarmee, juffrouw?

- Juist! Waarmee... waarmee... kom aan, Wouter, zeg jy nu eens, waarmee die... hoe heet-i ook?

- De Edelknaap. De vraag is, gelyk ik u reeds zeide, waarmee schiet hy tussen-beiden? Waarmee? waarmee?

Alles zweeg.

- Ik zoude myn vraag ook aldus kunnen inkleden: waardoor wordt ‘uitgetogen degen’ taalkundiglyk gesproken... geregeerd? Welnu? Door... mê... mê... mê...

Al blatend monsterde hier onze Pennewip z'n auditorium op eigenaardige wys. Reeds by 'n vorige gelegenheid bemerkten wy dat hy 'n byzondere manier van ondervragen had. Daar 't van hoog zielkundig belang is, dat de lezer zich die manier goed voor den geest brenge, of liever dat-i zich rekenschap wete te geven van de stemming waaruit die methode voortsproot... komaan, enige toelichting!