Volledige Werken. Deel 6. Ideeën, vierde bundel. Ideeën, vyfde bundel
1052.
- Maar heb je dan wel ooit 'n komedie gezien? vroeg Pennewip, schoon hy 't antwoord wel raden kon.
Het mens betuigde haar zondagse verontwaardiging over 't veronderstellen van zo'n mogelykheid, en riep daarby duchtig haar Heer aan.
- Of gelezen?
- Nee, meester! Wat ik lees, lees ik in de Schrift... dát lees ik!
- Voorzeker behoort de H. Schrift tot de klasse der alleruitstekendste boeken... ja zelfs, men kan zeggen, Gods Woord is het alleruitstekendste boek. Dit zal niemand betwisten, juffrouw. Doch het is den mens geoorloofd, of... vergund...
De meester haalde hier een boekjen uit den zak, dat-i voor de gelegenheid had meegebracht, en betoogde dat men niet juist terstond ieder als verdoemd behoefde te beschouwen, die... nu en dan... met mate... onder opzien tot hoger...
- Wel zeker, riep Stoffel, by my op school ook! De jongens lezen in 'n Chrestomathie van 't Nut...
- In wát voor 'n ding? snauwde juffrouw Laps.
- In 'n chres... to... ma... thie, juffrouw. C, h, r, e, s... kres!
- Of, volgens sommigen: gggres, commenteerde de meester. Kristus of... Gggristus...
- Dat zyn allemaal heidense nieuwigheden! Ik zeg maar: Kristisss... want zó heet de Heer, en niet anders! Jelui zult me toch m'n geloof niet willen afnemen?
- Maar juffrouw...
- Ik wil er niets van weten! Dat komt van al die wereldse geleerdhedens! Wat zegt Paulis... of neen, wat zeiën ze tegen Paulis? Ze zeiën dat-i gek was van geleerdheid. En zó is het! Want ik zeg: Kristisss is Kristisss, en daar ga ik niet af, al ging jelui op je hoofd staan met je beien. En voor Wouter is 't ook niet goed, juffrouw Pieterse, dat-i zulke praatjes aanhoort. 't Kind is pas ziek geweest, en als de Heer hem niet gespaard had, zoud-i nu al voor 't Gericht staan... zodat ik maar zeggen wil, dat ik vasthoud aan m'n geloof. Maar als-i uitgaat, moet-i 'ns by me komen, dan zal ik hem eens onderhanden nemen, want met z'n catechisatie zit het er dun op. Dat heb ik al lang gemerkt. En nu, dank je voor je koppie thee, juffrouw Pieterse... nee, meester, geen woord meer... 't is zonde! Verlokken laat ik me niet... ik blyf by den Heer... nou, stuur 'm eens by me - Wouter meen ik - als-i uitgaat.
Onder dit gerammel was 't schepsel opgestaan, en ze vertrok, met overwinnaarsblikken 't slagveld overziende, waarop ze zoveel roem meende behaald te hebben.
Juffrouw Pieterse was niet tevreden met den uitslag van den veldtocht. Ze had van haar beide maarschalken meer verwacht. Pennewip en Stoffel beweerden dat juffrouw Laps te dom was voor 'n behoorlyk debat. Wie zal dit ontkennen? Maar 't was de enige reden niet. Ze vond in haar steil entiérisme zekere kracht, die haar tegenstanders niet konden putten uit het al te flauw bewustzyn dat er iets kon bestaan, wat naar gezond verstand geleek. Ze zou dan ook met behulp van haar fraseologie de overwinning behaald hebben op veel ontwikkelder vyanden nog, dan ze zo-even uit het veld sloeg. De eerste pogingen tot overgang van volstrekt geloof tot onafhankelyk nadenken, werken verlammend, en het is niet te verwonderen dat zo weinigen de kracht bezitten, zulke pogingen door te zetten tot het uiterste toe. Zeker is het, dat deze kracht niet kon gezocht worden by den ouwerwetsen Pennewip en den bekrompen Stoffel.
En had die Laps wel zo geheel-en-al ongelyk? Inderdaad, wat doen we met wereldse geleerdheid, als wy de hemelse voor 't grypen hebben? Het dilemma van Sultan Omar was zo dwaas niet. De Koran is 'n volmaakt boek. Daarin staat al wat goed is, en: wat daarin niet staat, is niet goed. Weg dus met de bibliotheek van Alexandrië! Juffrouw Laps zou er ook den brand in gestoken hebben... hm, wie weet! Als men 'n ronde som geboden had voor 't behoud?
Il est avec le ciel des accommodements!
Was ze dus 'n huichelaarster? Dit is niet zo gemakkelyk te zeggen. Een zeer slecht mens was ze zeker, maar we doen de gelovery te veel eer, wanneer we zulke kwalifikatie als onverenigbaar beschouwen met werkelyk geloof. Halve en kwart vrydenkers begaan dikwyls de fout, zekeren steun voor hun beweringen te zoeken in de afdwalingen van lieden die voor vroom doorgaan. Zien ze niet in, dat men hierdoor aan de ‘godsdienst’ 'n geheel onverdiend compliment maakt?
Dat 'n gelovige een braaf mens kán zyn, stem ik toe, al begryp ik niet dat en hoe hy al die inconsequentiën slikt, die z'n overtuiging hem oplegt. Maar de slechte daden die we dagelyks van de meeste vromen te zien krygen, staan geenszins tegenover hun geloof. Ze gaan daarmee hand aan hand, en vloeien er uit voort. Een vrome die niet slecht is, zou eigenlyk dubbelen lof verdienen, omdat-i goed bleef ondanks z'n onzedelyk stelsel. En de goddiener die 'n booswicht is, handelt niet tégen z'n goddienst, hy toont daarin juist méér consequentie dan iemand die gelooft, en tóch geen schelm is.
Is niet het leerstelsel over schuldvergiffenis na contritie, 'n verfoeilyke premie op 't zondigen? In 't dagelyks leven noemen we dat: galgeberouw. En, als ware het om deze benaming tot 'n letterlyke waarheid te maken, we vinden byna zonder uitzondering de meest onbepaalde gelovery by galgebrokken. Er werden te allen tyde weinig lui gehangen, die niet aan God geloofden. De hemel moet vol slecht volk wezen.
Andere, meer deftige, modellen van handige exploiteurs der genade-leer, worden ons geleverd door de testamenten. Het pleit niet voor scherpte van blik, dat we dagelyks deze soort van weldadighedens in extremis zo horen ophemelen. Begrypt men dan de strekking niet van die omkopery? God moet al zeer goedig zyn, of weinig verstand van zaken hebben, om 't minste stukje zaligheid weg te geven voor zo'n valse munt. Over 't geheel reeds is de zogenaamde Weldadigheid 'n maatschappelyk euvel, maar dat goochelen met postume mildheid... nu ja, 't bewyst dat er galgeberouw bestaan kan, zonder galg.
Ieder kent het oosterse sprookje van den Kadi die de duizend Sechinen waarmee 'n misdadiger hem had willen omkopen, als zovele getuigen tegen den beschuldigde te voorschyn haalde. Zo behoorde Petrus ook te doen, by 't keuren der aanspraken van hemelcandidaten. En de verhouding is nog niet eens gelyk. Die oosterse misdadiger gáf iets, hy toonde metterdaad bereid te zyn tot het derven der waarde van z'n geschenk. Wat wordt er geofferd door vrome testateurs! Bestellen ze niet hún zaligheid ten koste van de erfgenamen?
Indien deze of gene Kerk, een of ander Genootschap, zekere Propaganda, of ‘de Armen’ behoefte hadden aan uw gaven, o stervende vromen, waarom dan uw mildheid uitgesteld tot den stond waarop 't geschonkene voor uzelf alle waarde zal verloren hebben?
De Geschiedenis der Stichtingen van Weldadigheid, e.d. zou 'n vry nauwkeurige statistiek leveren van misdaad en zedenbederf.
Toch is ook daaruit alweder te leren dat huichelary 'n veel kleiner rol speelt dan men gewoonlyk meent. Wie zo goedkoop den hemel tracht te bereiken, is 'n falsaris, 'n smokkelaar, maar... 'n huichelaar is hy daarom nog niet. De mogelykheid bestaat dat-i aan dien hemel gelooft, al zy dan z'n gelovery niet sterk genoeg om de kosten van 't omkopen voor eigen rekening te nemen.