Ideën, derde bundel
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
664.
In den eis dat de spreker wete te behagen, ligt de hoofdreden die hem - wat de wyze van openbaring zyner gedachten betreft - op één lyn plaatst met andere kunstenaars. De overeenstemming in de methode volgens welke hy - als zy - z'n indrukken opvangt en verwerkt, valt vanzelf in het oog. Doch hierby moet alweer opgemerkt worden dat zyn veld ruimer is, en dus z'n werkkring uitgebreider. Al zy het dan dat de lagere mensenkennis ontoegankelyk bleef voor z'n wel ontwikkeld, maar... niet volmaakt schoonheidsgevoel - een verdrietige fout, enigszins verklaarbaar uit 325 - hy behoort toch ervaren te zyn in de zoveel hoger staande menskunde, die beter strookt met de richting van z'n studiën. Hy mag in staatkunde geen vreemdeling zyn. De geschiedenis der mensheid, zowel de geschrevene als de kritisch geschifte, moet hem vry duidelyk voor den geest staan. 't Is hem niet vergund onkundig te zyn in sterrekunde, in geologie, zoölogie, scheikunde, botanie, taalkennis, nyverheid, handel... hy moet alle vakken van menselyke kennis voldoende overzien om ze desnoods - na de splitsing die gevorderd wordt door de zwakheid van den leerling - synthetisch te kunnen samenvatten met 'n meestergreep. (Slot 529, 530.) 't Is zyn taak den specialist wakker te schudden, die indommelde op pandekt, sage, canon, apophthegme, element-klassifikatie, universiteitssleur, of empirie. Telkens moet hy hun toeroepen: ‘wat gy meendet in byzonder eigendom te bezitten, is algemene wet. De Natuur erkent uw fakulteitjes niet. Zy is te eenvoudig-ryk voor uw huishoudelyke verdelingen. (Alweder 529 en 530.) Dus: gy, mathematikus... wees mens. Gy, geleerde... wees mens. Gy, diplomaat, theoloog, ambtenaar, astronoom, mechanikus, taal- en geschiedkenner, staatsburger, vader, vrouw, zoon... weest mensen, d.i. redelyke wezens, waarheid zoekende op elk gebied waar de geest kan doordringen.’