Ideën, vijfde bundel
1050d.
Kunst geen Regeringszaak?
Behoren bruggen en wegen tot de zaken waarmee zich de Regering mag bemoeien? Ik denk ja. Moet dan 't maken en onderhouden daarvan kunsteloos geschieden? Zelfs tot het vervaardigen der Amerikaanse hangbruggen van bamboe en rotan is immers Kunst nodig?
En komt er geen Kunst te pas by artillerie, by genie, by waterstaat?
Ik roer daar 'n teer punt aan. De Hollander is nu eenmaal gesteld op rivierdykjes, en op de daardoor veroorzaakte hevige overstromingen. Sedert eeuwen verhoogt-i de bedding van z'n rivieren - straks zal hy ze op palen boven z'n hoofd laten lopen - en hy verwaarloost de aangeboden gelegenheid tot ophoging van z'n land, omdat hy 't beter vindt met de materie die de Natuur zo goedig levert, z'n zeegaten te stoppen. De gevolgen zyn: natte bodem en droge havens. Wie zal ontkennen dat sommige kunsten verkeerd worden toegepast? Het zou juist de ware roeping der Kunst geweest zyn, hieraan 'n eind te maken.
In dit opzicht alzo zyn onze verschillende ministeriën - behoudende niet minder dan liberale - nogal consequent geweest, dat ze 't artistiek besef der noodzakelykheid om vryen loop te laten aan de werkzaamheid der Natuur, nooit hebben beschouwd als 'n Regeringszaak. Het indyken van de rivieren op grote schaal, getuigt van dezelfde burgerlyk-bekrompen opvatting als die des landsmans, wien geen ander belang bekend is dan 't voor de hand liggende. 't Is zyn rechtstreeks voordeel, dat z'n stukje land in de nabyheid van 'n rivier gelegen, beschermd worde tegen overstroming. Dat die grond, niet ingedykt, sedert eeuwen reeds boven 't peil liggen zou van de normale jaarlykse overstromingen, gaat hem niet aan. En even kinderachtig oordeelden ook de Regeringen die elkander, sedert het betere systeem der terpen en vluchtheuvels, zyn opgevolgd. ‘Huis’ van Holland... ‘huis’ van Beieren... ‘huis’ van Bourgondië... ‘huis’ van Henegouwen... ‘huis’ van Oostenryk... ‘huis’ van De Witt... ‘huis’ van Thorbecke... och, wat al huizen die de Kunst niet maakten tot Regeringszaak! 't Is waar, al die ‘huizen’ hadden gedurig wat anders te doen, en moesten al wat er kunstigs in hen was, gebruiken om niet om te vallen. Dat noemden ze: Staatkunde! Zolang men niet durfde breken met het eeuwen-oude knoei-systeem van die dykjes, zou 't dan toch altyd beter geweest zyn, goede dan slechte dykjes te maken... Maar, ook zelfs daartoe zou enige Kunst nodig geweest zyn, die alweer geen zaak was van de Regering. Het doorbreken van rivierdyken is even onverantwoordelyk als 't maken. By lagen waterstand doen zulke
*
zandlaagjes geen dienst, en de drukking by hoog water, is - door Kunst, Mr Thorbecke! - vry nauwkeurig te berekenen. Het doorbreken mag dus niet op rekening gesteld worden van onvoorziene toevallen of 'n even onberekenbare godsluim.
Het spreekt vanzelf dat ik by dit alles slechts van rivierwater spreek. Even als Egypte een geschenk van den Nyl was, is ons land het bezinksel uit de watermassa die sedert onheuglyke jaarduizenden uit het bovenland naar de zee stroomt. Wie dus dat water indykt, wyst 'n geschenk af. Geheel Nederland zou sedert lang boven 't gevaar van overstroming verheven zyn, wanneer we den Ryn ongestoord z'n funktiën hadden laten verrichten. Dat thans 'n overstroming ten gevolge van doorbraak noodlottig werkt, ligt in de rede. Hoe weinig ze zou te beduiden hebben als die dyken er niet waren, volgt uit de berekening der hoogte van den waterstand, wanneer men de gehele massa die nu geacht wordt door zandlaagjes aan den oever te worden tegengehouden, zich verdelen liet over 't ganse land. Die hoogte zou neerkomen op onderdelen van millimeters, en hoogstens voldoende zyn tot het verdrinken van mollen en veldmuizen. Maar mensen en koeien zouden er wel by varen. Na weinig tientallen jaren zou ook die geringe overstroming waarschynlyk ophouden. We hadden dan al den duitsen grond, waarmee we nu zo gul Banjert, Haaks en Bree-veertien voeden, in 't land gehouden, of liever er óp.
Dat wy, Hollanders, onzen grond zouden ‘ontwoekerd’ hebben aan de baren, is 'n leugen van verzenmakers. We hebben, juist andersom, al 't mogelyke gedaan om de Natuur die bezig was ons grondje bewoonbaar te maken, in haar arbeid tegen te werken. 't Ganse land is laag gebleven, omdat we met kleingeestige zorg de naast aan den vloed liggende weiden wilden bewaren. En... om de kroon op dit alles te zetten: er werd 'n krygskunde uitgevonden, die dezen ellendigen toestand durft aanpryzen als verdedigingsmiddel! Om de Pruisen uit het land te houden, wil men één deel weggeven, en 't ander deel bederven. Tegen dien tyd zullen we waarschynlyk met of zonder Kunst geregeerd worden door 't een-of-ander ‘huis’ van 't verdronken land.