Ideën, vijfde bundel
Ideeën, vyfde bundel
‘Een zaaier ging uit om te zaaien.’
Jezus
Extra-fine-superior-water-colours... warranted! Oude en nieuwe prenten. Stoffelse wyshedens. Mens-grammatica en taal-psychologie. Rst en Str.
1047.
De ziekte van onzen Wouter nam ten laatste een gunstigen keer. Toen hy zich sterk genoeg voelde om voor 't eerst het bed te verlaten, vond de familie dat-i ‘groot’ geworden was. En wie dit niet zelf kon zien, zei 't de anderen na. Maar niemand scheen inniger van de zaak overtuigd dan juffrouw Pieterse. ‘De jongen was uit al z'n kleren gegroeid, verzekerde zy, en 't zou heel wat in hebben, hem weer fatsoenlyk voor den dag te doen komen!’ Na van Wouters ziekte zoveel Wichtigkeit te hebben geoogst als maar enigszins mogelyk was, begon 't mens zich nu al toe te leggen op 't uitbuiten van de belangwekkende bereddering die er kon worden vastgeknoopt aan z'n beterschap. 't Kind zat prenten te kleuren, die hy met 'n verfdoos ten geschenke had gekregen van den dokter. De verf was echt Engels, had Stoffel gezegd, en zeker van de beste soort, want er stond 'n woord op, dat niemand begrypen kon: warranted! En ook de moeder hield zich overtuigd dat het wel ‘goed spul’ wezen zou, omdat ‘zo'n dokter toch 'n hele man is!’
Och, die prenten! Ze waren voor Wouter nogal byzonder, omdat-i op weinig uitzondering na tot nog toe geen ander soort gekend had, dan de figuren die den huiselyken tegenspoed van Jan de Wasser moesten voorstellen, of iets dergelyks. Dit nu zou niet volstrekt onbelangryk geweest zyn, wanneer ze hadden moeten dienen tot vermaak van volwassenen, of van dezulken onder hen die genoeg ontwikkeld zyn om stof tot opmerking te putten uit het allergeringste. Maar kinderen staan te laag om 't dagelykse te waarderen. Sommige myner lezers zouden waarschynlyk evenals ik, veel geven willen voor 'n enigszins volle-dige verzameling van de prenten waarop men in Wouters tyd de kleine gemeente vergastte, en toch zullen misschien slechts weinigen zich een der eigenaardigheden herinneren, waardoor die kunstgewrochten zich onderscheidden. Ze waren namelyk op allerzonderlingste wyze gekleurd. Op elk der twaalf vakken waarin gewoonlyk zo'n vel papier - dat in de kinderwereld de prent heette - verdeeld was, had de smaakvolle fabrikant twee of drie kladden verf gesmeten, zonder in 't minst acht te slaan, noch op de plek waar ze te land kwamen, noch op den eis der figuren die ze geheel of gedeeltelyk raakten. De rechter-bovenhoek van 'n huisjen op den linker-voorgrond, mocht mét 'n stuk hemel en 'n paar helften van bomen of de bovenlyven van twee, drie wandelaars, geel zyn. Ergens in de lucht hing 'n rode of groene vlek, en in den linksen vóórhoek zwommen twee koeien, 'n sloot, en 'n hele kudde schapen met herder en al, in 't blauw. Zo'n prent was ‘gekleurd’ en kostte, dús toegetakeld, in Wouters tyd twee duiten. Waar de finantiële krachten der kleine kopers zo ver niet reikten, konden ze ook 'n halve bekomen, by welke gelegenheid het viertal plaatjes dat de middelste rij vormde, sans façon werd doorgescheurd, en alzo vry geschonden de wereld intrad. Maar dit scheen onze jeugdige kunstliefhebbers niet te deren. Een halve prent was hun 'n even bruikbaar voorwerp als 'n halve koek.
't Spreekt vanzelf dat Wouter aan zo'n vandaalse berusting ontgroeid was. En dikwyls had hy zich dan ook in 't bezit gezien van wat beters, doch nooit van 'n schat als die hem nu van den goeden dokter was ten deel gevallen. Z'n nieuwe prenten bestonden merendeels uit omtrekken in koperdruk, zodat-i volle ruimte had iets als smaak by 't kleuren te pas te brengen, en bovendien zich kon oefenen in 't schaduwen. De hele familie vermaakte zich met de geschiedenissen die daarop waren voorgesteld. Men vond er Genoveva, Den verloren Zoon, De ridders van de ronde tafel, Ursyn en Valentyn, De vier Heemskinderen, Gevechten tussen Grieken en Turken, Het overtrekken van den Balkan, Den dood van Marco Bozzaris, 't Beleg van Silistria, Salomo's Recht, De wyze en dwaze maagden, De geschiedenis der schone Helena ‘princesse van het Oosten’ en wat er al verder by zo'n collectie behoort.
Boven alles echter voelde Wouter zich aangetrokken door de personen uit enige in zyn tyd populaire treur- en zangspelen. Hy bezat de zeer nauwkeurig gecostumeerde afbeeldingen der figuren uit Macbeth, Othello, Koning Lear, Hamlet, Toverfluit, Barbier van Sevilla, Freischütz en nog 'n tal van andere stukken, waarvan het een hem nog romantischer voorkwam dan 't ander. En hy vermaakte zich met het kiezen der kleuren voor de kleding van z'n helden en heldinnen, waarby meermalen de raad der ganse familie werd ingeroepen, zodat zelfs Leentjen er by te pas kwam. Gewoonlyk was men 't oneens, maar dit zette de zaak gewicht by. In één opzicht slechts scheen de familie door 'n soort van H. Geest geleid te worden tot eenstemmigheid: gezichten en handen moesten vleeskleurig zyn, en de lippen rood. Dit had men altyd zo gezien, en bovendien... waarom anders zou die verf vleeskleur heten? Hamlet voer er slecht by, en kreeg 'n welvarender tint dan by z'n melancholie paste.
- Ik wou wel eens weten wat al die poppen toch eigenlyk beduiden, klaagde Wouter.
- Dat moet je dan maar aan Stoffel vragen, antwoordde z'n moeder. Wacht tot-i van z'n school komt.
En dit geschiedde. Stoffel, de tot voorganger gestempelde apostel van den huize Pieterse, vervulde vry nauwkeurig dezelfde rol die we dagelyks horen opdeunen door soortgelyke wezens in de Maatschappy. Zelden erkende hy iets niet te weten, doch hy had zich de hebbelykheid aangewend, enige nietszeggende woorden uit te stoten op 'n toon alsof er geurige wysheid van z'n lippen vloeide. Z'n heilbegerige hoorders waren voldaan, of liever, ze drongen zich dit op.
- Wat al die poppen beduiden? Ja, zie je... 't zyn, om zo te zeggen, de portretten van verschillende personen. Daar heb je nu, byvoorbeeld, die daar... met 'n kroon op z'n hoofd, dat is 'n koning.
- Je ziet, Wouter, dat Stoffel je alweer terecht helpt, zeurde de moeder.
- Ja moeder! Maar ik wou zo graag weten wélke koning, en wat-i gedaan heeft?
- Wel, zei Stoffel, 't staat er onder. Je kunt toch lezen?
- Macbeth?
- Wel zeker! Dat is Macbeth, een koning uit den ouden tyd.
- En die daar, met 'n zwaard in de hand?
- Ook 'n koning... of 'n generaal... of 'n held... of zoiets. 't Is iemand die vechten wil... misschien David, of Saul, of Alexander de Grote... maar je begrypt dat men niet altyd alles zo precies weten kan.
- En die dame met de bloempjes? Ze schynt ze stuk te plukken.
- Zy? Hm... dat is... laat zien: Ophelia. Ja, dat is Ophelia, zie je?
- Ja. Maar waarom gooit ze die blaadjes op den grond?
- Waarom? Waarom? Zo kan je zovéél vragen!
Hier kwam de moeder haar Ruben te hulp.
- Ja, Wouter, je moet niet meer vragen dan 'n mens antwoorden kan.
Wouter vraagde niet meer. Maar wel nam hy zich voor, een gelegenheid te zoeken om te doorgronden wat toch al die poppen betekenden. En dit was dan ook de reden waarom die eenvoudige figuren hem meer belang inboezemden, dan al de andere platen waarop hele geschiedenissen waren voorgesteld. Een mensenkenner had uit die voorkeur veel kunnen afleiden, meer zelfs dan 'n volstrekt gevolg behoefde te zyn van Wouters karakter in 't byzonder. Hy had opmerkingen kunnen maken van algemeen psychologischen aard.