643.
Indien wy, als hoogsten eis van 't mens-zyn, vorderen dat er gestreefd worde naar waarheid, dan staan waarschynlyk weinig leken boven den gebrekkigsten artist. Het paardje, mannetje, boompje, dat het kind van 6, 8 jaar op de lei griffelt, gelykt meer op paard, man of boom, dan de zedelykheid onzer maatschappy op 't ideaal-goede. Doch er is sterker oorzaak nog tot schaamte. Wat er ook moge ontbreken aan de schets van dat kind: het wilde wáár zyn. Wilde de wereld goed zyn?
Vanwaar dat toejuichen van edele gevoelens... op de planken? Dat verheffen van edele daden... in de Historie? Getuigt niet ook dát applaus tegen de maatschappy, die dús oordeelt en ánders handelt? En staat ze alzo niet ook hierin beneden den artist, die zich toch niet schuldig maakt aan het tekenen van vyfvoeti-ge paarden, zolang hem de natuur slechts vier poten aan zo'n dier te zien geeft? Hy moge zich vergist hebben in aanschouwing, uitdrukking, opvatting, hy is - op zeer weinig uitzonderingen na - verantwoord door 'n beroep op het gebrekkige dat állen menselyken arbeid kenmerkt. Hy wilde niet liegen, al zy 't dan dat er een wyde kloof gaapt tussen de werkelykheid en zyn vertolking.