Multatuli.online


1044.

Dat aanhoudend misvatten in de keus der te behandelen zaken, strekt zich niet alleen tot het doel uit. Ook in de middelen kiest men by voorkeur het kleine voor 't grote. De diapason is gezakt, of - indien men beweren mocht dat hy in vroeger tyd niet hoger stond - hy is beneden de eisen van den zeer gevaarlyken toestand, waarin ons landje verkeert. Ons gekibbel herinnert aan de Byzantynse twisten die zo gunstig werkten op... annexatiën uit het Oosten.

Het Volk lydt gebrek aan voedsel en levenslust... de vertegenwoordigers kibbelen over de traktementen der predikanten.

Er dreigt 'n vyand... men debatteert over de vragen:

óf Nederland zich verdedigen kan? En zo ja:

welke provinciën men den vyand reeds terstond, zodra hy zich vertonen zal, ten geschenke behoort te geven?

Onderwyzers zyn genoodzaakt de hulp der publieke liefdadigheid in te roepen, en... we worden onthaald op allerlei wysheid over de vraag: of op de lagere scholen de zondvloed geologisch of bybels moet gedoceerd worden?

Er is aangetoond dat we in Indië allerschandelykst huishouden... men berust er in, en drukt prenteboekjes om de mishandelden wat op te beuren.

Sedert eeuwen verstompte men 't oordeel des Volks door 'n godsdienst die op wonderen gegrond was... men neemt de wonderen weg, en bepreekt 'n nieuwe theologie, zónder grond.

Ons voortbestaan als onafhankelyk Volk loopt gevaar...

Nu ja, hier raken we weer aan de verschillende soortjes van ‘Staatkunde’ die de meer dan ooit nodige kennis van den Staat zelf, en tevens de studie der toestanden aan gene zyde van de grens verdrongen hebben. Zodra Bismarck of een van z'n opvolgers geperst door de logika der feiten...

Men vergist zich namelyk in de mening dat Pruisen de inlyving van Nederland begeert. Het zal de eis der omstandigheden worden. Duitsland moet zich uitbreiden op straffe van vernietiging, omdat stilstand onmogelyk is. De annexatie van Nederland is waarschynlyk voor 't Duitse Ryk geen gewenste zaak, maar zal blyken, van Duits standpunt, van twee kwaden 't beste te zyn. Als Bismarck den voet op onzen bodem zet, zal de een roepen: Ik ben modern!

De ander:

Ik ben orthodox!

Een derde:

Ik behoorde tot de zoveelste onderklasse van de zoveelste familie der oude echte onvervalste liberalen.

Maar weinigen zullen na het toegeven in die onzalige hebbelykheid van verkeerd aanleggen, genoeg ruimte van blik en vastheid van karakter hebben overgehouden om uit te roepen: ik ben Hollander! Halt, vreemdeling! Weg van Hollandsen bodem! In Molière's tyd scheen 't nog nodig aan m'sieur Josse te zeggen dat-i blyk gaf 'n goudsmid te zyn. Tegenwoordig schynt ieder die wat aan den man te brengen heeft, er 'n eer in te stellen zelf te verzekeren: je suis orfèvre!

Geen beginsel, geen karakter, geen talent, geen handeling, geen persoon wordt aandacht waardig gekeurd, dan voorzover men daaraan een plaatsje zou kunnen inruimen in een der 1001 benauwde ‘vakjes van 't museum’ onzer côterieën. We delen, verdelen, splitsen, pluizen uit, verbrokkelen, verkleinen, versplinteren... en ieder ziet het atoompje dat-i gemakshalve tot onderwerp koos van z'n liefhebbery of beroep - ‘van z'n studie’ mag ik niet zeggen - voor 't geheel aan.

Dat geheel gaat op deze manier te gronde.

Van hen die met voordacht zich bepalen tot het kleine, om geen vat te geven op klacht over de onevenredigheid tussen bevoegdheid en doel, spreek ik nu niet.