Simple chance!
De lezer ontsnapt daar aan een groot gevaar, en ik wens hem van harte geluk. Ik stond in verzoeking, dit hoofdstuk te beginnen met den Haafnersen aanloop: wees gegroet, enkelvoudige kans! Schoon en beminnelyk zyt gy onder alle kansen die de groene tafel omgorden! Wees gegroet met uw seriën en intermittences, met uw tweeslagen en coups de trois! Wees gegroet... Nu, men kan voorlopig gerust zyn. De lezer ziet, dat ik hem vooralsnog de moeilyke taak uitwin, in verrukking te geraken over 'n onderwerp dat hem al te eenvoudig toeschynt. Ik verwacht nu, dat hy uit dankbaarheid zes vakken op het tableau zal hebben opgemerkt - en wel de grootste - waarvan ik nog niets gezegd heb. Ze munten boven alle andere delen der speltekening uit, in de heerlyke hoedanigheid van receptiviteit. Men kan er veel geld op zetten.
En dit geschiedt dan ook. Het zyn de deftige simples chances, de eenvoudigste voorstellingen van winst of verlies. De winnende mise a ontvangt a. Als a verliest, is er een a verloren. Op die vakken wordt de stryd gevoerd tussen niet-zyn of dubbel-zyn, tussen objectief en subjectief, tussen plus en minus, tussen ja en neen. Hier geen voorbedachtelyk ingewikkelde tegenstelling van het aantal kansen, tegen 't bedrag der mogelyke winst. Hier geen finesses om 't doorgaand verschil tussen zes-en-dertig en zeven-en-dertig weg te goochelen. Hier is eenvoud. De naam duidt het aan: de chance is simple.
Achttien rode nummers verkondigen de zegepraal van rouge. Achttien zwarte roepen la noire tot imperator uit.
De cyfers van negentien tot zes-en-dertig behoren met hun achttienen tot passe. Wat beneden negentien is, heet manque.
Ook de onevene - die godenbehagende nummers - hebben hun vakje. En de evene!
Ach, niets is volmaakt! Met innige genoegdoening zie ik terug op de ingetogenheid, waarmee ik dit hoofdstuk begon. Hoe beschaamd zou ik staan, als ik my had overgegeven aan een al te hartelyk verwelkomen der simple chance, ik die nu genoodzaakt ben te erkennen dat ook zy, de eenvoudige, de oprechte, de onopgesmukte, mank gaat aan een euvel dat maar al te zeer...
De hele inkleding van dit hoofdstuk had bepaald geen ander doel, dan neer te gaan komen op het feit om 't fraaie maar al te een plaatsje te gaan bezorgen, omdat die uitdrukking zo bepaald mode is gaan worden, dat ik onlangs iemand bepaald hoorde verzekeren, dat z'n mama maar al te waar... was gaan herstellen van haar laatste ziekte.
Misschien is 't onnozel van me, die inwoekerende hebbelykheid 'n paar ezelsoren op te zetten, daar 't z'n voordeel hebben kan door zulke stopwoorden op edelmoedige wyze herinnerd te worden aan de onwaarde der denkbeelden waarmee ze getooid zyn, of... die ze vervangen. Men houde my in dat geval m'n misslag ten goede. Ik was wat driftig na 't lezen van... van...
Dát doet er niet toe. 't Is 'n feit dat de producent van stopwoorden zowel den verbruiker bedriegt, als deloyale concurrentie pleegt ten opzichte van anderen, die zich... éreinteren om by benadering 't juiste woord te vinden voor hun indruk. 't Is diefstal, my de woorden af te nemen, die ik nodig heb om exact te zyn, en ze te bederven door misbruik. Van de tien hedendaagse jongelieden is er ternauwernood één die nog weet wat het woord ‘bepalen’ betekent, en Borgers schone regel:
En 't vorst'lyk rechtsgebied bepaalt!
is tot onzin geworden. De afschaffing van 't courantenzegel - een gewenste zaak overigens - heeft er geen goed aan gedaan. Overal dringt de schryfwys door van ‘onzen eigen correspondent’ in 't gehucht X, waar iemand byna 't ‘ongeluk’ zou gehad hebben, verdronken te zyn, als-i 't ‘ongeluk’ had gehad in 't water te vallen. Laat ons hopen dat er altyd een heer in de buurt zou geweest zyn: ‘die zich geheel gekleed te water begaf’. Ik wou dat al die schryvertjes, met of zonder kleren dan, in de nattigheid lagen... neen, zy niet! Maar de deftigen, de ernstigen, de litt. hum. etc. professores, die zich niet schamen zulk geschryf na te bootsen, en daarop 't verraderlyk zegel te zetten van hun officiële waardigheid. Nederlanders, voorzover de stevigheid van uw bestaan als onafhankelyk volk gekenschetst wordt door uw taal - van schoolmeestery spreek ik niet! - door de wyze waarop gy meent denkbeelden te mogen inkleden, zeg ik u dat ge alle tegenwoordige en toekomstige Bismarcken 't werk uit de hand neemt. Er is geen ziel in uw geschryf.
En de lezer raakt aan stoplappen zo gewoon, dat-i te traag wordt om... om...
Om na te gaan byv. wat de simple chance te maken heeft met de niet gebeurde ‘ongelukken’ van dien man te X.
Wel, 't is om u te zeggen dat ook de enkelvoudige kansen - achttien tegen achttien - het ‘ongeluk’ hebben nu en dan te water te geraken. Daar is 'n zeven-en-dertigste die de zes-en-dertig anderen van tyd tot tyd meedogenloos ‘geheel gekleed’ daarin dompelt. Mocht ik liegen... ik zei dat het niet waar was. Mocht ik huichelen... ik wendde iets anders voor. Mocht ik vals getuigenis geven... nu ja, dan werd ik moderne dominee, en zette m'n gemoed à cheval op God en wetenschap tegelyk.
Maar nu eenmaal geen dominee zynde, moet ik erkennen dat ook de eerwaardige simple chance een vlekjen op haar karakter heeft. Wel zondigt zy niet zo grof tegen 't evenwicht, als al die andere kansen, doch 't is maar al te waar...
Daar is 't alweer. De lezer zal me, hoop ik, gaan dank wyten voor 't feit dat ik ga schryven naar z'n smaak, zo als ik die ga menen op te merken op de modeplaten van den dag. Hy bedenke dat ik my maar al te zeer toeleg op de kunst hem te gaan behagen, op straffe van daardoor maar al te zeer te gaan afleren hoe iemand die inderdaad iets te zeggen heeft, zich van stopwoorden onthoudt. Nu, maar al te, of niet al te, wáár is het, dat er een zeven-en-dertigste kans bestaat: de zéro.
Laaghartige zéro! Dubbelnatuur, onnatuur, hermafrodiet, justemilieu, niemendal!
Ge zyt niet rood, niet zwart! Welke kleur draagt ge dan, vreugdbederver, winstdief, verlieskweker, systeemplaag, colonne-termiet?
Ge zyt niet passe, niet manque, niet pair, niet impair. Ge zyt vervloekt. Gy zyt een satan, een hele... neen, een halve, en dus zelfs als duivel niet volmaakt.
*
Want, in afwyking van z'n vroegere meer radicale bestemming, toen de zéro alle op de simples chances gezette mises aan de Bank deed vervallen heeft de menslievende directie - ze wist weer wat ze deed! - die vernietigende werking van de nul gehalveerd. Wanneer de zéro uitkomt, beslist de daarop volgende zet, of men verliest, dan wel: niet wint. En de verdrietige onzekerheid tussen deze beide kansen kan men afkopen voor de helft der mise, in spelerstaal: partageren.
Dit ‘partageren’ is, eenmaal de halve werking van den zéro aangenomen zynde, correct, daar de door een nul getroffen inzet juist tot op de helft der waarde herleid is. Aanvankelyk zag ik dit anders in, omdat het blootstellen ener geldsom die niet winnen kan, aan het gevaar der belasting welke voor de kans op winst betaald wordt, my nadelig voorkwam. Door een mogelyken tweeden zéro immers, zou de mise teruggebracht zyn tot een vierde deel, omdat er twee gunstige coups vereist worden = ¼ kans, om haar weder tot 'n geheel te maken. Een derde zéro verlaagde haar tot een achtste der waarde, enz. Deze beschouwingen zyn wel waar, doch onjuist. De mise wordt inderdaad door de nul tot de helft gereduceerd, en de Bank veronderstelt dat die helft door den speler op den volgenden coup gezet is. Ze laat de haar behorende helft daarby staan, om daarmee, áls die coup den speler gunstig is, haar verlies te betalen. De helft ener en prison geplaatste mise, deelt dus eenvoudig in de algemene kans van alle zetten op de simples chances. Het spreekt overigens vanzelf, dat de speler het recht heeft, de plaats te kiezen waar z'n geld de hechtenis ondergaat. Hy mag het van rood op zwart, van zwart op manque, van passe op pair schuiven, enz.
De slotsom is, dat eenmaal in de zeven-en-dertig coups de helft der inzetten op enkelvoudige kansen aan de Bank vervalt, d.i. 1/74, of 1 13/37 procent van alles wat op de simples chances gezet wordt.
In weerwil van 't groot verschil tussen deze belasting, en die welke op de nummerzetten geheven wordt, worden deze grote vakken op de roulet niet zeer druk bespeeld. De ware speler die 't zetten op nummers versmaadt - ‘omdat men hun loop niet berekenen kan’, hoorde ik eens iemand zeggen - zoekt z'n simple chance op 'n andere tafel, in een ander spel, in de trente-et-
*
quarante. Dit spel staat tot de roulet als 'n frak tot 'n boezelaar, als 'n heer tot 'n burgerjuffrouw, als 'n beursman tot een huishoudster. Geen gravinnen of prinsessen zyn in staat de minachting te wyzigen, die 'n rechtgeaard simple-chance-speler voor dat ‘domme wedden op 'n ivoren balletje’ bezielt. Straks zullen wy enigszins kunnen beoordelen of deze minachting gegrond is, en zo ja, of ze hém fraai staat, hem de frak- en beursman, den ernstigen ‘speculant’. Als zodanig namelyk beschouwt zich de ware speler.
Het trente-et-quarante is een spel, schitterend van eenvoud. Niet alleen heeft men hier slechts de keus tussen twee kansen - rood of zwart - maar ook het toepassen der weddenschap daarop is maar op twee manieren mogelyk. Men zet z'n geld op rouge of op noir, dan wel op couleur of inverse. Dit is alles. Het plaatsen van 'n mise op de lyn die zwart of rood van couleur of inverse scheidt, heeft geen andere betekenis dan dat men de beide helften van z'n geld op ieder der naastliggende kansen plaatst. De zaak wordt er niet ingewikkelder door. Ziehier het tableau. De door my met R en N gemerkte vakken stellen rood en zwart voor. De letters I en C beduiden de onderling wedyverende kansen op inverse en couleur. De gestipte lynen betekenen de plek waar de mises en prison geplaatst worden, die ten gevolge van een refait - iets als tegenhanger van den zéro op de roulet - de beslissing over haar lot van een volgenden zet moeten afwachten, d.i. of ze niet-winnen dan wel verloren zyn. Kans op winst hebben ze na zo'n refait niet.
De wyze waarop de uitslag der coups wordt bepaald, is als volgt: Een der croupiers heeft een pak van zes spellen kaarten voor zich liggen. Deze worden ten aanschouwe der galerie dooreengemengd, waarna door een der leden van het publiek daartoe uitgenodigd, de coupe gedaan of ‘afgenomen’ wordt, zodat die 6 × 52 = 312 kaarten geplaatst zyn in een volgorde die aan niemand kan bekend zyn.
't Spreekt vanzelf, dat ik hier een uitzondering maak voor clairvoyante somnambules. Toch zy 't my vergund, die dames by deze gelegenheid plechtig aan te bevelen in de algemene bewondering. Elk ander dan zy, het vermogen bezittende met de ogen van den geest acht, tien of twaalf centimeters karton te doorboren, zou waarschynlyk die gaaf misbruiken om alle banken van de wereld te doen springen, d.i. uit te roeien. De moraliteit... weg daarmee! We spreken nu van geld alleen, en daarom zeg ik, dat aan elke helderziende die niet schatryk is - er zyn er zo! - een plaats onder de engelen toekomt. Toen Goethe verzekerde dat nur Lumpe bescheiden waren, heeft-i de clairvoyantes over 't hoofd gezien. Dit begryp ik met myn clairvoyance.
Publiek nu, en helderzien, zyn twee verschillende zaken. Men ziet nu eenmaal niet door die met den rug naar boven gekeerde kaarten heen, en weet niet hoe ze op elkaar volgen. Mocht misschien een oningewyde hier denken aan de mogelykheid van vals spel, dan antwoord ik voorlopig hierop, dat hy blyk geeft... een oningewyde te zyn. Hy oordeelt naar de indrukken van de profane wereld, die hy misschien kent... maar de speelbanken kent hy niet. Valsheid is overal elders mogelyk, denkbaar, waarschynlyk misschien, maar de Bank is een tempel van integriteit. Nergens ter wereld vertoont zich wat ik nu gemakshalve lotsbeschikking noem, zo zuiver, zo ongeschonden - of wil men
*
liever: zo ongecorrigeerd - als aan publieke speeltafels. Indien de goede trouw met schimp en smaad uit de harten der mensen ware verdreven, de stumperd zou am grünen Tisch te Homburg en Wiesbaden haar laatste, maar zekere toevlucht vinden. Ze wordt daar als nergens elders, geacht, geëerd, ontzien, geëerbiedigd, gehoorzaamd: het moet wel! Ze heeft daar rang van twee maal twee. Ze is daar 'n tyrannieke majestueuze noodzakelykheid. Schelmen, dieven, speculanten, actie-opdringers, staatslening-uitschryvers... zet 'n speelbank op, en wordt eerlyk!
Gelykvloers weer:
De croupier neemt van die kaarten een pakje in de hand, en keert een voor een een kaart om, die hy voor zich op de tafel legt. Hy telt de points, waarby de aas voor één gerekend wordt, en de beelden voor tien. Zodra de ry kaarten meer dan dertig punten bevat, begint hy 'n tweede ry te leggen, waarvan de points op gelyke wys geteld worden. Indien de eerste ry het laagste point heeft, wint de zwarte kleur. In 't omgekeerd geval, rood. De beslissing tussen couleur en inverse hangt af van de kleur der eerst gekeerde kaart, in verband met den uitslag der points. Indien rood wint, en de eerste kaart van den coup diezelfde kleur draagt, telt de slag voor couleur. Inverse beduidt het omgekeerde. Het aantal punten der beide ryen wordt slechts naar de eenheden boven de dertig genoemd: un, deux, trois, enz. tot neuf toe. Veertig, het maximum, heet quarante. Indien het aantal punten der beide ryen gelyk is - met uitzondering van de refait - is de coup nul. Er is dan niets geschied, en ieder kan over z'n inzet beschikken.
Daar de zes spellen kaarten tezamen 2040 points bevatten, zyn ze gewoonlyk in 25, 26, 27 en 28 coups uitgeput. Deze groep heet taille. Na 't aflopen van 'n taille, worden de kaarten opnieuw gemengd, en door iemand uit de galerie - het Publiek - gecoupeerd.
Als refait werd oorspronkelyk gerekend: het samentreffen van un en un. Tegelykertyd met het halveren van den zéro op de roulet, is ook deze belasting met de helft verminderd. Slechts wanneer de laatste kaart zwart is, wordt un en un als van werking beschouwd. Laat ons zien, hoeveel dit bedraagt.
Ik geef de nu volgende berekening niet als wiskunstig juist. Het nagaan der mogelykheden waarop die 312 kaarten op elkaar kunnen volgen, en op hoeveel wyzen alzo de daardoor voorgestelde 2040 punten kunnen verdeeld zyn, zou my verder leiden dan nodig is. Voor het tegenwoordig doel is 't voldoende, my te bepalen tot de beschouwing der laatste kaart van elke ry, en van den invloed dien ze op het sluiten daarvan uitoefent.
Die laatste kaart wordt:
voor één | geteld 24 keren |
voor twee | geteld 24 keren |
voor drie | geteld 24 keren |
voor vier | geteld 24 keren |
voor vyf | geteld 24 keren |
voor zes | geteld 24 keren |
voor zeven | geteld 24 keren |
voor acht | geteld 24 keren |
voor negen | geteld 24 keren |
voor tien | geteld 96 keren |
De kans dat een ry met 'n kaart van tien punten sluit, is alzo hoger dan dat deze met 'n andere kaart eindigt, die overigens met elkander gelyk in kans schynen te staan.
Ook dit is evenwel zo niet. De aas kan alleen de ryen sluiten, die reeds dertig punten bedroegen. De twee maakt slechts een eind aan de ry, als er of negenentwintig of dertig punten op de tafel lagen. De drie heeft achtentwintig, negenentwintig of dertig nodig, voor ze als slotkaart dienen kan. De tien maakt een eind aan elke ry die meer dan twintig punten bedroeg. Hieruit vloeit voort dat de hoogste slotkaarten het meest kans hebben een laag point voort te brengen, anders gezegd: dat de kans van het point in verhouding staat tot de frequentie der kaarten die 'n ry kunnen sluiten.
Stellen wy, dat één ry die op dertig stond, werd gesloten door 'n aas. Daar nu 'n twee het dubbel getal der ryen sluiten kan, door 't point op eenendertig of tweeëndertig te brengen, brengt deze slotkaart twee kansen voor un, tegen slechts één op deux mede. Aldus voortredenerende, komen we tot het volgend resultaat:
un is mogelyk by alle slotkaarten, en komt dus voor 13 maal | ||
deux | mogelyk by alle slotkaarten min één | 12 maal |
trois | mogelyk by alle slotkaarten min twee | 11 maal |
quatre | mogelyk by alle slotkaarten min drie | 10 maal |
cinq | mogelyk by alle slotkaarten min vier | 9 maal |
six | mogelyk by alle slotkaarten min vyf | 8 maal |
sept | mogelyk by alle slotkaarten min zes | 7 maal |
huit | mogelyk by alle slotkaarten min zeven | 6 maal |
neuf | mogelyk by alle slotkaarten min acht | 5 maal |
quarante alleen mogelyk by een slotkaart van tien | ||
punten | 1 maal | |
_____ | ||
aantal mogelykheden der slotkaarten | 82 maal |
De frequentie van un wordt alzo uitgedrukt door de breuk 13/82, en de kans op twee un's achter elkaar, met 132/822 = 169/6724. Daar nu de refait slechts geldt, als de laatste kaart rood is, bedraagt de doorgaande belasting op alle sommen die men op de trente-et-quarante-tafel neerlegt, 169/13448 of nagenoeg 1¼ procent, hetwelk met den cyns op de simples chances der roulet geen noemenswaardig verschil maakt. Daar betaalt men 1/74 en hier 1/79 van z'n geld.