Ideën, eerste bundel
30.
By 't beschouwen van een kunstwerk, by 't schatten ener uit-*
stekende daad, by 't beoordelen van een uitgedrukte gedachte, leg ik myzelf altyd de vraag voor: wat is er omgegaan in de ziel des kunstenaars, van den held, van den wysgeer, om dat ideaal te scheppen, om tot die daad te besluiten, om die gedachte voort te brengen, en ze vorm te geven als denkbeeld? Dat is: ik vraag, hoe de ziel bevrucht werd? Welke toestanden ze doorliep by dracht en verlossing?
Welnu, de geschiedenis ener grote conceptie roept me altyd den tekst toe: met smart zult ge kinderen baren!
Als 'n graankorrel spreken kon, zou ze klagen dat er smart ligt in 't ontkiemen.
Helden, artisten en wysgeren zullen my begrypen, en de klacht van die graankorrel verstaan.